De
taal van het nieuwe liedboek |
|
Naar
Homepage Naar Hoofdstukpagina Liturgiek Naar Archief Naar Weblog |
Eén van de opvallendste veranderingen in het nieuwe liedboek is het taalgebruik. Dat is eenvoudiger en directer. Maar plat en oppervlakkig zijn de liederen er niet door geworden. Veel meer wordt geprobeerd om God te verbinden met eenvoudige, dagelijkse ervaringen.
De Nederlandse dichters van kerkliederen hebben, net als hun wereldse vakgenoten, eeuwenlang hun voorbeelden gezocht in de Latijnse traditie van poëzie. Dat leidde tot liederen met een verheven taalgebruik, het kwistig gebruik van naamvallen en ingewikkelde constructies. Op die manier wilden ze de lezer een verheven gevoel bij brengen – eigenlijk naar God toe heffen. Het was een poging om de lezer door transcenderende taal bij de transcendente God te brengen. Maar het was – in het spoor van de klassieke retorische traditie - ook een manier om te imponeren, om te laten zien: ‘kijk eens, hoe mooi en prachtig ik kan dichten’. Liedboek 1973 De
dichters van het liedboek uit 1973 (Willem
Barnard, Ad den Besten, Muus Jacobse) stonden allemaal nog met één been
in deze
traditie. Ze gebruikten archaïsche woorden, zoals ‘bekommerdheid (1973,
gezang
74,2) en ‘ter lafenis’ (1973, 75,5), die een gevoel van
authenticiteit
en verhevenheid moesten geven. Soms gebruikten ze zulke woorden ook uit
rijmdwang: ‘te stade’ (te hulp) rijmt heel mooi op ‘schade’ (1973,
301,2) of op
‘genade’
(1973, 130,4). De betovering die van dit verheven taalgebruik uitgaat zie je heel mooi in de vertaling die Muus Jacobse maakte van ‘Der Mond ist aufgegangen’ (1973, 391 = 2013, 246b). De
maan is opgekomen. De
wereld die verstilde
Omgangstaal Toen
het liedboek van 1973 uit kwam, was er al een
hele andere ontwikkeling aan de gang. De taal van krant, wetenschap en
literatuur werd directer en eenvoudiger en kwam dichter bij de
omgangstaal. Ook
de dichters zochten aansluiting bij de omgangstaal, voor zover ze zich
niet
onbegrijpelijke taalexperimenten verloren. In ‘De maan is opgekomen’ wordt de lezer met ‘u’ en
zelfs met ‘gij’
aangesproken. Tegenwoordig begint iedereen vaak direct met ‘je’ en
‘jij’. ‘U’
wordt al als afstandelijk gevoeld, en ‘gij’ wordt gek gevonden. Je
kan die ontwikkeling jammer vinden, maar hij is
er nu eenmaal. Bij het maken van het liedboek is er daarom op gelet dat
de taal
van de liederen eenvoudig, direct en begrijpelijk is. Veel liederen uit
de 19e
eeuw met hun verouderd taalgebruik, tweede naamvallen en
samentrekkingen -
‘Daar is uit ’s werelds duist’re wolken’ – zijn daarom geschrapt. Nicolaas Beets en da Costa
verdwenen als lieddichters,
van ten Kate resteert alleen nog ‘De Heer is mijn herder’ (2013, 23b).
De
vertalers die nieuwe vertalingen moesten maken, kregen als voorschrift
mee om
hun taal ‘zeker niet gedateerd’ te
laten
lijken. Die eenvoudige en directe taal zie je in dit avondlied uit het nieuwe liedboek (2013,253) dat door René van Loenen uit het IJslands werd vertaald. De zon daalt in de zee. Laat dagen in de nacht, Kom, nacht, en troost ons zacht. En
het is de vraag of deze taal inderdaad alleen
maar dagelijks en zakelijk is. In die schijnbaar objectieve
zinnetjes, zit
bijna net zoveel sfeerbeschrijving als in ‘de maan is opgekomen’. Ook
in dit
lied is de nacht die invalt het decor voor een overpeinzing over de
grote zaken
van het leven. Het is zelfs meer dan een overpeinzing. Het tweede
couplet is
een innig gebed, afgesloten met een hartstochtelijk beroep op God: u hebt toch uw schepping
lief? Doe er dan wat
aan. Ook de grote poëtische woorden zijn niet helemaal weg. ‘En heel zo elke wond’ staat er in het derde couplet en dat is mooier dan ‘genees zo elke wond’. In ‘helen’ zit ook iets van heel maken, compleet maken, het gaat veel verder dan alleen een lichamelijke genezing. Ook het werkwoord ‘dagen’ in het tweede couplet is ongewoon. Door de mooie a-klank van ‘dagen’ gaat de zon al een beetje schijnen. Het is bovendien een mooie tegenstelling: door het woord ‘dagen’ wordt de nacht als de dag. Zo is het ook een verwijzing naar psalm 139. God in het dagelijks leven
Voor
mij is dit alles er het teken van dat de wending
naar eenvoudiger en directer taalgebruik niet het afscheid is van een
transcendente laag in het kerklied. Veel meer duidt het er op dat
geprobeerd
wordt om God te verbinden met eenvoudige, dagelijkse ervaringen. De
mens wordt
niet uit zijn gewone leven naar een verheven of romantische wereld
gebracht,
maar in het dagelijkse leven komt een verbinding met God tot stand.
Daar wordt Gods
transcendentie bespeurbaar. In het gewone leven wordt hij gevonden. Coen Wessel
Hier een (niet zo beste) opname van 'De zon daalt in de zee' (Nú hverfur sól í haf) uit Canada. Maar je kan ook mediteren op de woorden, zonder de melodie van Thorkell Sigurbjörnsson en met andere klanken, zoals de Belgische formatie Sleepingdog hier doet. |