Wie gedragen wordt geeft zich over. Even hoef je niet zelf te lopen. Er
is een ander die de krachtsinspanning voor je levert. Er is een ander
die zich over jou ontfermt.
Het heeft ook iets voornaams. Je bent verheven boven wat alle mensen
elke dag moeten doen: zichzelf voortbewegen, misschien wel je
voortslepen, over deze aarde. Een ander draagt de last van jouw
lichaam. Je kan mens zijn, zonder de last van het menszijn. Als Jezus
Jeruzalem binnengaat dan wordt hij - heel voornaam - gedragen door een
ezel.
Het tegenbeeld van gedragen
worden is vallen. Je loopt zelf op eigen benen, maar plotseling verlies
je je evenwicht en je valt op de grond. Ongemakkelijk als je jong bent,
vaak heel ernstig als je oud bent. Het is een moment van
controle-verlies. Je bent niet meer de rechtopgaande mens die je was.
En soms gebeurt het dat mensen na een val nooit meer helemaal de oude
worden. Te aangeslagen en in de war. Vallen is een vorm van
identiteitsverlies..
Je
kan maatschappelijk vallen, verliezen wat je hebt opgebouwd. Adam en
Eva vallen. Ze tuimelen uit het paradijs op de harde aarde.
Als u in een Katholieke
kerk komt dan ziet u daar eigenlijk altijd een kruiswegstatie aan de
muur hangen. Die kruiswegstatie bestaat uit 13 schilderijtjes, die
allemaal een etappe van de kruisweg van Jezus verbeelden. We zien hoe
Jezus wordt veroordeeld door de Hoge Raad. Hoe het kruis op zijn
schouders wordt gelegd. We volgen zijn gang naar Golgotha. De
kruisiging zelf is op maar één schilderij te zien, het
accent ligt op de hele tocht er naar toe: Jezus samen met de vrouwen
van Jeruzalem, Jezus samen met Simon van Cyrene. Het opvallende van de
kruiswegstaties, is dat er een paar scenes geschilderd worden die ons
wat vreemd aandoen want ze staan zo niet in de bijbel. Er is namelijk
een afbeelding waarop te zien
is dat Jezus valt. Met zijn kruis op zijn rug valt hij op de grond. En
even verder in de kruiswegstaties valt hij nog een tweede en een derde
keer.
“Katholiek, onbijbels gedoe”, denken wij protestanten dan
al snel. Maar dan mis je de clou. Want vallen is de kern van de
lijdensgeschiedenis van Jezus.
Het vallen geeft aan dat Jezus zichzelf aan het verliezen is. Je
identiteit en je levensprojecten storten in elkaar als je valt. Je weet
niet goed meer waarvoor je leeft en waarvoor je staat. Daar zijn alle
geselingen en bespottingen ook op gericht. Jezus wordt geranseld om hem
terug te brengen tot alleen een hoopje bloed, botten en spieren. Het is
er op gericht om hem van zijn idetntiteit te beroven en hem te
ontmenselijken. “Ik ben een worm en geen mens’, roept de
psalm uit de lijdensgeschiedenis. Ik ben alleen nog vlees en botten.
Dat is ook het doel van alle spot die hij over zich heen krijgt. Om een
totaal verzwakt mens van zijn stuk te brengen, weg te brengen van wie
hij is, zodat hij straks alleen nog maar om genade zal smeken.
En
ergens werkt dat ook. Ook daarin is Jezus een mens zoals wij. Want hij
houdt voor een groot deel op de mens te zijn, die hij was. De man die
rondtrok met de discipelen, boos was op de marktlui in de tempel,
onverwacht verrast werd door het geloof van een vrouw, die kan hij niet
meer zijn. Het lukt hem niet meer om zichzelf overeind te houden.
Een mens kan zelf het kruis
niet dragen. Als ik om mij heen kijk dan zie ik dat veel mensen, als ze
werkelijk iets heel moeilijks te verstouwen hebben, als hen werkelijk
een kruis wordt opgelegd, dat ze dan niet meer de mensen blijven die ze
waren. Je houdt het niet vol. Je reageert lichamelijk met hartklachten
of voortdurende buikpijn. De ander wordt overspannen, depressief. Uit
je evenwicht, uit je lood geslagen, gevloerd op de grond.
Het wonder is dat Christus tijdens die hele kruisiging toch ook
overeind blijft. Het kruis is veel te zwaar, en toch blijft hij
overeind. Fysiek misschien nauwelijks, maar geestelijk wel. Want
tijdens de hele tocht naar Golgotha en ook de uren aan het kruis blijft
hij de man die zijn moeder troost. Hij blijft de man die vergeeft: de
moordenaar naast hem en zelfs de mensen die hem gekruisigd hebben. Hij
is geen gebroken hoopje mens, dat alle besef van identiteit verloren
heeft en zegt: doe met mij wat je wilt, maar laat me leven.
Maar de kiem van zijn zelfverlies is al eerder gelegd. Het is ook God
die hem zichzelf doet verliezen. God heeft hem op deze weg geleid.
Jezus blijft overeind, omdat hij zichzelf aan God verloren heeft. Jezus
blijft overeind omdat hij zich helemaal aan God verloren heeft. Hij is
in God gevallen. Hij blijft overeind doordat hij alles wat hij is bij
God heeft gelegd. Niet mijn wil, maar de uwe, heeft Jezus gebeden in de
tuin van Gethsamené aan het begin van zijn kruisweg.
‘Uw wil geschiede’. Jezus heeft er voor gekozen om de
wil van God te doen. Hij heeft zich aan hem uitgeleverd.
‘In
uw handen beveel ik mijn geest’ zijn zijn laatste woorden. Zijn
wil bij God. Zijn geest bij God, zijn menszijn, zijn identiteit bij
God. Zo doorstaat hij de kruisiging.

Een mens is
vaak te zwak om zijn eigen kruis te dragen. En dat moet je eigenlijk
ook niet willen. Alleen in een overgave houd je het vol. Een overgave
aan God, een overgave aan mensen die je steunen en troost geven.
Want je aan
God toevertrouwen is niet iets heel vrooms. Het is veel meer een sprong
omdat je het anders niet uithoudt. Het is je ultieme daad van
zelfbeschikking. Ik bepaal zelf waaraan ik me
overgeef. Het is de vaak de enige manier om je leven te dragen.
Er zijn
momenten dat u valt in uw leven. Er zij momenten dat u de controle over
uw leven kwijtraakt. En ik zou zeggen: als u dan toch valt, val
dan in God.
En als u in God valt, dan zult u merken dat u gedragen wordt. Het is
niet meer alleen uzelf die alles torsen moet. Het is God die u draagt.
Als een lastdier, als een ezeltje, zodat wij rechtop kunnen blijven.
Hij neemt u in uw armen en laat ons koninklijk rechtop gaan, weg van elke val.
Lezing: Filippenzen 2:5-11, Thomaskerk Zeist 21 maart 2010