De
steen en het lege graf |
|
Naar Homepage Naar Weblog Naar Preekarchief |
Marcus 16:1-8 Eerste Paasdag 2024
Als Jozef
van Arimatea Jezus begraaft, sluit hij het graf af door er een steen
voor te
rollen. Ik stel me het graf van Jezus voor als een rotsgraf met een
ruimte die
afloopt naar onderen. Als je daar een steen voor rolt dan maak je
gebruik van
de zwaartekracht en valt de steen min of meer in de opening. Maar om de
steen
weg te halen moet je tegen de zwaartekracht in werken. Dat is zwaar en
Maria,
Maria van Magdala en Salomé die ’s ochtends vroeg onderweg zijn naar
het graf
realiseren zich dat. Die steen kunnen ze niet in hun eentje weghalen.
‘Wie zal
voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?’, zeggen ze
tegen
elkaar. Hoe zal dat lukken? De steen
is groot en zwaar, maar de steen staat nog voor iets meer. De steen is
niet
alleen een steen van steen, de steen is ook het einde. De steen is het
sluitstuk van het leven van Jezus. Geboren, gekruisigd, gestorven,
begraven. En
dan het graf afgesloten met een steen. Klemvast. Zijn leven voorbij.
Zijn
tekenen, zijn woorden over het koninkrijk. Dood. Begraven. Steen. Als iets
na lange onzekerheid definitief is in je leven, dan geeft dat ook rust.
‘Je kan
iets afsluiten, zeggen we dan’. Dat is natuurlijk nooit helemaal zo.
Als een
geliefde van je is weggegaan of overleden, dan sluit je dat nooit
helemaal af.
Zij of hij blijft met je meegaan en je gedachtes blijven bij hem. Maar
ook dan
is er een zekere duidelijkheid: ik moet het voortaan zonder hem doen en
daar
mijn leven op inrichten. Andere mensen opzoeken. Hij komt niet terug en
dat
bepaalt voortaan mijn leven. Even
helemaal terzijde. We spreken eigenlijk altijd over de vrouwen die naar
het
graf gaan, vrouwen die getuige zijn van de opstanding. Maar drie van de
vier
evangeliën hebben het helemaal niet over ‘vrouwen’, maar noemen namen:
Salomé,
Maria van Magdala, nog een Maria. En toch gooien we hen in liederen en
preken
op één hoop: de vrouwen. En dat doen we niet met de mannen. We hebben
het nooit
over de mannen bij het graf, we
hebben
het over Petrus en Johannes. Dus ik wil vanochtend consequent hun namen
noemen:
Salomé, Maria van Magdala en Maria, die een zoon had die Jacobus heet.
Laten we
die namen dus vooral noemen. Ze zijn niet anoniem, ze hebben er alle
drie
persoonlijk voor gekozen om Jezus te volgen en nu kiezen ze er voor om
Jezus –
ook al is hij gestorven eer te bewijzen. Jezus is die vernederende
kruisdood
gestorven, maar ze willen laten zien dat hij dat hij voor hen niet
vernederd
is, integendeel. Ze willen toch nog een keer hun genegenheid en liefde
tonen.
Het lichaam van Jezus zalven, misschien zelfs balsemen, in ieder geval
er
specerijen bij leggen, ze willen de geur van het leven bij deze dode
brengen. Zouden ze
het erg hebben gevonden als ze de steen niet van hun plaats zouden
hebben
gekregen? Als blijkt dat de steen inderdaad, te zwaar, te groot, te
definitief
is? Ergens is het natuurlijk ook comfortabel, als het verder niet zou
lukken.
Dan heb je je goede wil getoond, je hebt het geprobeerd. En dan is het
duidelijk: dit is het einde, nu moet ik mijn leven weer oppakken. Dan
is die
periode met Jezus, niet meer dan een roes geweest. Een
zinsbegoocheling. De
hoop op verandering, op Gods koninkrijk, op een gevuld en van God
gevuld leven,
op gerechtigheid en liefde – het is voorbij. En daar zitten ook
makkelijke
kanten aan: je pakt je oude leven op. Je keert terug naar je dorp. Je
buren
zullen je even schamper aankijken, maar daarna gaat het leven weer zijn
gewone
gang. Ach, die Maria was altijd een rare, maar ze bedoelt het goed. Maar dat
zit er niet in. Zo gaat het niet. De steen is weggerold. Verdwenen. Die
grote
steen ligt niet meer voor het graf. In het graf zit een jongeman, in
witte
kleren, een hemelse gestalte. En, wat dacht je, ze schrikken. Ze
schrikken
vreselijk. ‘Wees niet bang’ zegt de hemelse gestalte
‘Jezus is opgewekt. ‘Hij is niet hier’. Maar
Maria van Magdala, Maria en Salomé, ze zijn doodsbang. Ze vluchten bij
het graf
vandaan. Bevangen door angst en schrik. Dat is
niet omdat het eng is, wat ze meemaken. Ook niet omdat ze niet
doorhebben wat
er gebeurd is. Ze schrikken, juist omdat ze zien wat er gebeurt.
Salomé, Maria
van Magdala en Maria hebben wel degelijk door wat hier gebeurd is. Ze
schrikken
van de boodschap. Ze schrikken van de inbreuk van God. ‘Wie zal ons de
steen
van het graf wegrollen?’, zeiden ze tegen elkaar. En de hemel rolt de
steen
weg, God rolt de steen weg. En wat een einde leek, afgesloten met een
grote
steen, een einde waar je je al mee verzoend had, is open gebroken. Je
leven
staat op zijn kop. De hemel komt je leven binnen. En je denkt: God in
mijn
leven, dat kan niet, dat wil ik niet, ik ben helemaal niet zo’n goed
mens,
andere mensen zijn veel slimmer, kunnen dit en dit veel beter, ik ben
altijd zo
onhandig, stoot alles altijd om en ik heb te weinig opleiding, mijn
lichaam en
geest laten zo weinig toe. En dan toch: iets van de hemel verschijnt in
je
leven. De opstanding van Christus dient zich aan – en ja, je kan
wegduiken, je
kan weglopen, maar het is nooit meer ongezien, ongebeurd. Zoals wij het
merken
in ons leven: ja, dit is mijn leven, ook ik word bewogen door de Geest
van God.
Dat kan ik wel ontkennen en ik kan er wel voor weglopen, maar het is er
wel
degelijk. Salomé,
Maria van Magdala en Maria, ze moeten hun leven opnieuw ordenen. Of
beter
gezegd: ze moeten wanorde in hun leven toelaten, het volledig nieuwe
van de
opstanding van Jezus in hun leven laten komen. Ze moeten een leven gaan
opbouwen waarin de steen niet op het graf van Jezus rust. Een leven,
waarin
hoop op liefde en gerechtigheid niet sterft. Misschien wel de kop kan
worden
ingeslagen, maar niet sterft. Doorgaat. Ze moeten bedenken wat ze gaan
doen. Ze
moeten een orde in hun leven bouwen waarbij dit open graf het o zo
bewegelijke
fundament is. Het
evangelie van Markus stopt hier. Wat wij lazen over de schrik en de
ontzetting
van Maria van Magdala, Salomé en Maria dat is meteen de laatste zin van
het
evangelie. Abrupt. Andere evangeliën vertellen nog een heel aantal
verhalen
over wat er verder gebeurt. Ze vertellen over de Emmaüsgangers, over
Thomas die
tot geloof komt of over de hemelvaart van Jezus. Markus doet dat
allemaal niet.
Wat er verder gebeurt laat hij open. Geen ‘en ze leefden nog lang en
gelukkig’,
en zelfs geen ‘ze gingen moedig op weg en zetten samen de schouders er
onder’. Markus
vult niet in hoe dat nieuwe leven er uit ziet. Hoe dat leven van jou
met God er
uit ziet. Dat moet je zelf doen. U, jij moet in dat in uw eigen leven
vorm
geven. Dat is wat dit evangelie verkondigt: Jezus is niet meer omsloten
door
het graf, het graf is open. De steen is weg. We kijken om Jezus te
zoeken niet
meer in die kleine, claustrofobische ruimte van het graf, maar we
draaien ons
om naar die onmetelijke wereld. Daar is hij, daar gaat hij ons voor,
naar
Galilea en verder. En daar speelt ons leven zich af, als mensen van de
opstanding. Daar in die grote ruimte moet je je leven vorm geven.
Aangeraakt
door de geest die Jezus deed opstaan. En natuurlijk, hier in De
Lichtkring,
helpen we elkaar daar bij. We ondersteunen elkaar: het is niet van zoek
het
maar uit. Er is onderling, beraad en steun. Maar er ligt hier geen
blauwdruk
klaar. Ik kan het u ook niet voorschrijven. U weet dat ik dat niet meer
voor u
ga doen, omdat ik straks hier geen predikant meer zal zijn, maar ik kan
het ook
principieel niet: er is geen mal waarin ik u kan gieten. Gods
aanwezigheid moet
in uw eigen leven geboren worden, vorm krijgen, oplichten. Als de
evangelist Marcus zijn evangelie opschrijft is er meer dan dertig jaar
verstreken sinds de opstanding van Jezus. Hij heeft gezien dat niet
alles
meteen geweldig is in de wereld. Het nieuwe leven is nog best moeilijk
op te
zoeken, al zijn er gemeentes die dat nieuwe leven belichamen.. Er is zelfs een grote kans dat Marcus zijn Evangelie opgeschreven heeft midden in de tijd dat Romeinse legers het land Israël plunderden en op het punt stonden om Jeruzalem totaal te verwoesten. Opstanding is voor Marcus geen overwinningsroes, maar het is een leven van hoop en verwachting – ook in het aangezicht van gebeurtenissen die misschien wel catastrofaal kunnen zijn. Zijn evangelie is een aansporing ook in die tijden te blijven zien hoe Christus ons toch voor gaat. Vertrouw daar op, zegt hij en zeg ik. Laat dat je leven bepalen. Leef vanuit zijn opstanding. En bij de steen op uw pad, die al het leven lijkt af te sluiten: ja, er is onzekerheid, maar denk aan de openheid en het vertrouwen waarmee Maria van Magdala, Maria en Salomé op pad gaan. Steen of geen steen. Amen. Hoofddorp, 31 maart 2024 |