Als je laf bent | |
Naar
Homepage Naar Preekarchief Naar Weblog |
Een
kerk heeft een
toren, met een toelopende spits. De toren is een richtingaanwijzer, een
pijl,
daar moet je heen, naar boven, naar God. Steeds spitser loopt hij toe.
En als
je bij het hoogste punt van de toren bent, daar waar hij alleen nog
maar naar
de hemel kan wijzen..., dan staat daar een haan. Op
weg naar de hemel kom je eerst bij een haan, een windvaan, zo eentje
die met
alle winden meewaait. Zoals de wind waait, waait mijn jasje. Teken van
opportunisme, van in de steek laten, van verraad. Over
laf zijn en in de steek laten gaat het verhaal van Petrus. Als Jezus
gevangen
genomen wordt, ontkent
Petrus ook maar
iets met Jezus te maken te hebben. Terwijl
Petrus beneden op de binnenplaats was, kwam een van de dienstmeisjes
van de
hogepriester voorbij. 67 Toen ze Petrus bij het vuur zag
zitten, keek ze
hem aan en zei: ‘Jij was ook bij die Jezus van Nazaret!’
68 Maar Petrus
ontkende dat en zei: ‘Ik weet niet waar je het over hebt, ik begrijp
echt niet
wat je bedoelt.’ Hij ging naar buiten, naar het voorportaal, en er
kraaide een
haan. 69 Toen het
meisje hem daar weer zag, zei ze opnieuw, nu tegen de omstanders: ‘Hij
is een
van hen!’ 70 Maar hij ontkende het weer. En algauw zeiden ook
de
omstanders tegen Petrus: ‘Je bent wel degelijk een van hen, jij komt
immers ook
uit Galilea.’ 71 Maar hij begon te vloeken en zwoer: ‘Ik ken
die man over
wie jullie het hebben niet!’ 72 En meteen kraaide de haan voor
de tweede
keer. En Petrus herinnerde zich dat Jezus tegen hem gezegd had:
‘Voordat een
haan tweemaal heeft gekraaid, zul je mij driemaal verloochenen.’ En
toen hem
dat te binnen schoot, begon hij te huilen. Daar
zitten ze
rond het avondmaal. Petrus, Johannes, Judas, alle leerlingen zitten bij
elkaar
en Jezus zit in hun midden. Samen eten ze het brood dat Jezus heeft
gebroken en
samen drinken ze van de wijn die Jezus heeft gezegend. Een hechte
groep, een
broederschap rond Jezus. U heeft misschien ook zo’n vriendenclub gehad,
alles
deed je samen, door dik en dun ging je met elkaar, school, plezier,
verliefdheid, politieke overtuiging, je deelde het en zo zou het altijd
blijven. Maar
in de nacht die komen gaat zal de kring rond Jezus uit elkaar spatten.
Jezus
zal gevangen genomen worden en de leerlingen zullen allemaal een andere
kant op
gaan. Eigenlijk is het nog veel harder wat ze zullen doen: ze zullen
Jezus
laten vallen. De een door hard weg te lopen, de ander door hem te
verraden, een
derde door hem te verloochenen. Wat
verloochenen betekende ontdekte ik op de middelbare school. Ik had een
overbuurjongen die een paar jaar ouder was dan ik. Mijn overbuurjongen
had wat
moeite om zijn weg in het leven te vinden, maar hij had één grote
hobby: hij
hield van brommers. Hij zat altijd aan zijn brommer te sleutelen. Op
een dag
kwam mijn vriend Marco met mij mee naar huis. Marco
zag mijn
overbuurjongen en hij begon hem uit te lachen. ‘Hé, is je brommer al
klaar.
Nou, heel erg ver kom je vast niet op dat ouwe beestje. Het ligt zeker
wel
lekker op die vieze stenen.’ Ik zag dat mijn overbuurjongen, zo
gevoelig als
hij was, dat heel erg vond. Ik wou iets doen, ik wou tegen Marco zeggen
dat hij
niet zo gemeen moest doen. Maar Marco zou bij mij komen, hij was mijn
vriend
die ik elke dag op school zag. En ik deed helemaal niets en we gingen
mijn huis
in. Ik heb me erg geschaamd dat ik mijn overbuurjongen zo in de steek
gelaten
had en zo laf was geweest. Wanneer
doe je je mond open? Op je werk worden grapjes gemaakt over God, over
geloven.
Lach je mee, om er bij te blijven horen. Wat doe je om je leven te
redden? “Ja
mijnheer de rechter, zegt de automobilist, ik moest beslissen in een
fractie
van een seconde, of ik schoof onder de vrachtwagen of ik ramde de
fietser. Nou
ja, dan kies ik voor mijn eigen overleven”. O ja, is die keuze zo
vanzelfsprekend? Is jouw bloed roder dan dat van die fietser. Is jouw
leven
meer waard in de ogen van God. Er zijn situaties waarin het beter is
risico te
lopen, misschien wel met je leven, dan zelf een moordenaar te worden,
of een
verrader, een wegloper, een loochenaar. Toen
ze nog met zijn allen rond het avondmaal zaten riep Petrus dat hij
Jezus nooit
in de steek zou laten. ‘Al zou iedereen u in de steek laten, ik nooit”
riep hij
en hij meende het oprecht. ‘Ik zal dat nooit doen’. ‘Ik zal niet
verraden, ik
zal niet vluchten, ik zal niet loochenen. Ik zal er zijn!’ Je
kan het je niet voorstellen, dat dat zal gebeuren. Dat je op zult geven
wat je
het liefste hebt, uit angst voor je leven, uit “nu is het toch nergens
meer
voor nodig”, uit “eigenlijk hebben ze gewoon gelijk”. Laat ik maar
buigen, laat
ik me maar schikken. Maar
een paar uur later is het al zover. Jezus is opgepakt en Petrus zit bij
een
vuur vlakbij de plaats waar Jezus berecht wordt. Een dienstmeisje ziet
Petrus
en kijkt hem persoonlijk aan en zegt tegen hem: ‘Jij was toch ook bij
die Jezus
van Nazareth’ Petrus schrikt. Ze hebben Jezus al te pakken genomen en
zullen ze
hem misschien straks ook...en hij ontkent: ‘ik, bij die Jezus van
Nazareth,
nee, nee, waar heb je het over?’ Maar voor de zekerheid gaat hij toch
maar weg
en loopt naar het voorportaal. Als het dienstmeisje Petrus daar opnieuw
ziet,
roept ze er anderen bij. ‘Hé, dat is er één van hen’ en als Petrus weer
ontkent
bemoeien nu ook de omstanders zich er mee. Het wordt een groep
tegenover hem en
nu, om zijn leven te redden, begint Petrus te vloeken en te zweren: ‘Ik
ken die
man niet’. En
dan kraait de haan. De haan kraait op de overgang van de nacht naar de
dag. In
de nacht laat je je regeren door je angsten, en sla je wild om je heen.
Overdag
komt het inzicht en het overzicht. Als de haan kraait ziet Petrus onder
ogen
wat hij gedaan heeft, hoezeer hij tekort geschoten is en Jezus in de
steek
gelaten heeft. Dat hij al zijn goede voornemens en grootspraak heeft
ingeslikt
om zijn leven te redden. Maar hij huilt ook omdat hij dat niet wil.
Waar hij
starend in het vuur over gedacht moet hebben: ‘ok die zaak met Jezus is
voorbij, ik moet weg, ik moet mijn leven opnieuw laten beginnen’, die
gedachten
zet hij zich vanaf. Het kraaien van de haan laat hem tot zichzelf
komen. En hij
huilt over zichzelf, over zijn eigen lafheid en over wat Jezus
ondergaat. En
zoals bij elke huilbui over nog veel meer: over alles wat er mis
gelopen is en
misloopt. Dat hij tot bezinning komt in deze huilbui legt de kiem voor
nieuwe
trouw. Het
evangelie roept niet: wij als leerlingen van Jezus hadden het zo mooi
met
Jezus, wij zaten zo mooi eendrachtig rond de tafel, maar toen kwamen
die
vervelende hogepriesters en die Romeinen en die hebben het allemaal
kapot
gemaakt, het is allemaal hun schuld. Het evangelie heeft de
ongelofelijke moed
op dit beslissende moment in het eigen vlees te snijden: ook de
belangrijkste
leerling van Jezus keerde zich van hem af. Met natuurlijk de suggestie:
dat kan
elke leerling van Jezus overkomen, ook ons. En daardoor zie je nog
scherper hoe
bijzonder de keuze is die Jezus maakt: Jezus rent niet weg, hij
verloochent
niets, hij staat voor zijn zaak en hij geeft er zijn leven voor. De
haan staat op de torens van kerken om rond te speuren naar de nieuwe
dag. De
haan roept: kom hier naar toe, hier wordt uitgezien naar het licht van
Gods
nieuwe dag. Maar als je dan dichtbij de kerk gekomen bent en je kijkt
langs de
spits naar boven dan is diezelfde haan ook een ander teken: hoe
dichtbij
verraad en verloochening liggen. Het is een inzicht in jezelf dat je
kan
brengen bij grotere trouw. Gebed
Heer,
ik ben het toch niet die u verraadt. Wij
bidden u voor wie in de steek gelaten is Wij
bidden u voor
|