de
maatstaven van deze wereld |
|
Naar
Homepage Naar Preekarchief Naar Weblog |
Geen preek, maar een
artikel voor de Postille 2007 met een exegese en een preekschets voor
een belijdenisdienst.
‘Daarom beoordelen we
vanaf nu niemand meer volgens de maatstaven van deze wereld’ In Korinthe heeft Paulus te maken met leraren die net als hij rondreizen om de gemeentes te onderwijzen. Maar zij doen het anders dan Paulus. Zij proberen door presentatie (houding, stemgebruik, kleding) en retorische gaven (improvisatievermogen, aanwending stijlfiguren) hun publiek te imponeren (1 Kor. 1:17). Ook treden zij op tegen betaling (2 Kor. 2:17). Zij staan hierbij in de traditie van andere niet-christelijke rondtrekkende leraren, de sofisten. In de eerste eeuw na Christus beleeft de stad Korinthe een tijd van wederopbouw en economische groei na de verwoesting door de Romeinen (146 v. Chr.). Ook de sofistenscholen komen hier en elders opnieuw tot bloei, als onderdeel van de opbloei van het Griekse culturele leven. Voor de gemeente in Korinthe was deze sofistische manier van optreden zeer gewoon, ze waren bijna niet anders gewend. Het belangrijkste bezwaar van Paulus tegen de wijze van optreden van zijn mede-leraren is dat zij in hun wijze van optreden een belangrijk aspect van Jezus’ optreden miskennen. De mede-leraren zijn gericht op hun eigen begaafdheden en hun eigen aanzien. Daarmee raakt de gemeente in Korinthe niet alleen verdeeld (“Ik ben van Apollos, ik ben van Kefas” 1 Kor. 1:12), maar stellen zij impliciet ook de waarde van eer en uiterlijk vertoon centraal. Jezus daarentegen polemiseert voortdurend tegen mensen die uit zijn op hun eigen eer (Luc. 14:7-14, Mat. 6:1-21 e.a.). Het zoeken naar eer en het vermijden van schaamte is in de hele cultuur rond de Middellandse Zee belangrijk, deels nog steeds (eerwraak). Maar voor Jezus moet een mens niet zijn eigen eer en zijn eigen ‘ik’ vooropstellen. Jezus doet dat zo radicaal dat hij uiteindelijk ook niet hecht aan het behoud van zijn eigen leven en een oneervolle kruisdood sterft. Ook het OT kent een polemiek tegen eer. Bijvoorbeeld in het schelmenverhaal over David bij de koning van Gat (1 Sam.21:10-15), waar David liever de zot uithangt dan te hechten aan zijn eer. Ook in de psalmen (o.a. Ps. 4) wordt een polemiek gevoerd tegen een complex aan gedrag: zoeken naar eigen eer, liegen, onrecht doen, God ontkennen. Daar tegenover benadrukt de psalmist het belang van recht doen en Godsvertrouwen. De psalmist is zich daarbij steeds bewust van zijn eigen aangevochten en kwetsbare positie. Wie op zijn eigen macht vertrouwt heeft zichtbare garanties, dan moet je zelf voldoende macht en kracht zien te verzamelen. Maar wie vertrouwt op zulke krachten als liefde en rechtvaardigheid, moet ergens anders op vertrouwen, dan op zichtbare kracht. Deze psalmen tonen zo een inhoudelijk verband tussen Godsvertrouwen en zachte waarden. Paulus staat in de traditie van
deze kwetsbare psalmisten wanneer hij in Korinthe zich op het kruis van
Christus beroept, tegenover het zoeken naar eigen roem (2 Kor.11:30, 2
Kor. 12:9). Er is een inhoudelijk verband tussen Paulus’
optreden en de wijze waarop hij Christus uitlegt. 14-15 Paulus wordt niet gedreven door eerbejag, maar door de liefde van Christus. Dat is de motor van zijn leven. Christus zocht niet naar eer of macht, maar gaf zijn leven weg opdat allen zouden sterven en leven. Dit nieuwe leven is niet meer een leven waarin naar eigen eer gestreefd wordt, maar een leven voor Christus. Het is een leven waarbij Christus zijn stempel drukt op het leven van ieder mens en zijn of haar identiteit bepaalt. Vgl. het spreken van Paulus over het ‘in Christus’ zijn, of het ‘bekleed zijn met Christus’ (Gal. 3:27) zijn of de nieuwe Adam. 16-17 Daarom moeten
we anders tegen elkaar aan kijken. Niet meer met de maatstaven van de
sofisten. Ook Christus moeten we niet met de maatstaven van de sofisten
bekijken. Wie in Christus is, leeft vanuit andere maatstaven, de
maatstaven van het kruis. Sterker nog, zij is een nieuwe schepping (zie
ook Galaten 6:15). Zij heeft een nieuwe identiteit gekregen. Volgens
Paulus heeft met de dood en opstanding van Christus een beslissend
begin van transformatie van de schepping plaatsgehad. De oude kosmos is
beëindigd en vervangen door een nieuwe schepping. Wie, omdat
zij gedoopt is, participeert aan kruis en opstanding van Christus,
heeft deel aan deze nieuwe schepping. Voortaan leeft zij vanuit die
nieuwe identiteit, vanuit de bron die Christus is put zij haar
inspiratie en haar leven. Belijdenis doen is een
openlijke uitspraak doen over je identiteit. De vraag ‘wie
ben ik’ komt een heel leven terug. In de puberteit, maar ook
later. Ben ik alleen maar de moeder van dit schreeuwende kind? Blijf ik
die man die fouten maakte in zijn eerste huwelijk? Er zijn ook anderen die rondreizen om het evangelie te verkondigen. Paulus komt gemakkelijk in hun schaduw te staan. Deze andere mensen zijn welsprekend. Ze beheersen de kunst van het debatteren en het voordragen. De gemeente in Korinthe luistert graag naar hen. En Paulus, ach brieven schrijven kan hij wel, maar als je hem ziet, maakt hij weinig indruk. Zo worden we vaak zelf beoordeeld. Zo beoordelen we vaak anderen. We kijken niet verder dan de buitenkant. Het lijkt wel, zegt Paulus
tegen de gemeente in Korinthe of jullie nog steeds met de maatstaven
van de wereld om jullie heen mij en anderen beoordelen. Maar kijken
jullie dan wel met de ogen van het evangelie. Wij leven niet meer voor
prestige en uiterlijkheden. De fixatie op uiterlijkheid en prestige is
gestorven. Want toen Christus stierf, zijn wij ook gestorven
en onze fixatie op schone schijn en het hoog houden van de eer. Wij
kijken naar de innerlijke mens (2 Kor. 4:16), de mens die door Christus
is vernieuwd en dag aan dag nog meer naar hem groeit. Paulus zegt daarover niet: het valt wel mee. Wij zijn toch rationele wezens. Hij zegt: er is één mens gestorven. Eén mens die zich niet liet leiden door begeerte, jaloezie en machtsdrift. Zelfs niet door de drang om te overleven. Sindsdien is alles anders. In deze wereld is iets veranderd en ook wij als mensen die leven uit afgunst en begeerte zijn gestorven. Dat maakt ons niet plotseling tot hele verstandige, gematigde en rationele mensen. Het maakt ons tot een nieuwe schepping. Een nieuw werk van God. Mensen die met al hun emoties, aandriften en verstandelijke vermogens uit de bron van Christus putten. Die daar innerlijk vernieuwd worden en steeds meer aan hem gelijk worden. En er zal een dag komen dat wij ook uiterlijk vernieuwd zullen worden, een extreme make-over door God zelf. Als zijn beeld en gelijkenis. Als we kijken naar elkaar, dan
zien we die nieuwe schepping. We zijn als die vader uit de gelijkenis
van de verloren zoon die op de uitkijk staat. De buren zeggen:
Hé, daar komt die jongste zoon van Harmsen, die kennen we,
dat is die losbol die alles er door gejaagd heeft. Nee, zegt
de Vader: daar komt mijn Zoon die zich omgekeerd heeft. Het is
misschien nog niet zoveel wat daar aan komt sjokken. Maar kijk eens
naar het kleed dat ik hier in mijn handen heb. Ik zie hem daar al staan
stralen in zijn nieuwe kleed, als een nieuwe schepping van God. Zo ken
ik hem. Als ik hem wil leren kennen kijk ik naar zijn nieuwe kleed. Dat
is hem. |