Als je het lawaai verlaat
Naar Homepage

Naar Preekarchief

Naar Weblog
 

Het sterven van Jezus vind ik ontroerend. Ik zie hem daar voor me aan het kruis. Een man die niet terugvecht. Een man die alles over zich laat komen, met een zekere oprechtheid en dapperheid.

Maar het wekt ook afschuw. Ik vind het moeilijk om naar iemand te kijken die echt lijdt en pijn heeft. Een deel van mezelf komt daartegen in opstand. Ik - en ik denk u ook - ik wil leven, je wilt terugslaan, jezelf laten gelden. Soms zou je hem dan ook toe willen roepen: ‘doe het niet’.

Maar Jezus doet het wel en ergens had je dat aan kunnen zien komen. Wat je ook er van vindt, Jezus is consequent. Alles wat hij doet in die laatste dagen van zijn leven ligt in het verlengde van wat hij eerder gedaan en gepreekt heeft. Het hoort bij zijn manier van geloven, het hoort bij zijn spiritualiteit.

Vandaag en in de weken tot Pasen vertel ik u over zijn spiritualiteit: over dienstbaarheid, over zoeken naar de hemel en vallen in God, over niet terugslaan. Het zijn allemaal zaken die in het Nederland van vandaag niet zo populair zijn, maar met elkaar geven ze een veel betere en veel rijker manier van mens zijn.

Vandaag gaat het over tot rust komen. Over wat er gebeurt als je het lawaai verlaat. Het gaat me er dan niet eens om dat je in de stilte wat meer tot jezelf komt. Mij gaat het er om dat de stemmen van je eigen woede, je eigen gekwetsheid en je staan op je eigen recht dat die stemmen tot rust komen.

Psalm 131

 1. Een pelgrimslied van David.

HEER, niet trots is mijn hart,
niet hoogmoedig mijn blik,
ik zoek niet wat te groot is voor mij
en te hoog gegrepen.

 2. Nee, ik ben stil geworden,
ik heb mijn ziel tot rust gebracht
Als een kind, de borst ontwend,
stil op de arm van zijn moeder,
zo is mijn ziel in mij.

 3. Israël, hoop op de HEER,
van nu tot in eeuwigheid.

Ik heb een aantal keer meegemaakt dat ik voor een baan gepasseerd werd. In de sollicitatieprocedure kwam ik wel bij de laatste twee of drie kandidaten, maar uiteindelijk kozen ze toch iemand anders. Als je dat een paar keer meemaakt, vreet dat aan je. In ieder geval zo werkt dat bij mij. Ik ga slapen met een vage onrust in mijn hoofd en midden in de nacht word ik wakker en dan maalt het maar door. Er vinden explosies van woede in mijn hoofd plaats: waarom zien ze mij niet staan? Ze zullen er vast nog wel heel veel spijt van krijgen. En bij een grote teleurstelling dendert dat nog wel een weekje door.

Die woede levert me weinig op. Ik krijg er vaak letterlijk buikpijn van. En toch is het lastig om zomaar uit die woede te stappen.

Ik heb er over na gedacht waarom ik vaak zo lang boos blijf.

Het heeft te maken met een gevoel van eigenwaarde. In mijn boosheid over de baan die ik niet krijg schreeuw ik: ‘maar ik ben het wel waard’ ‘ik ben wel goed’, ‘ze hebben ongelijk’ ‘het is niet rechtvaardig, ik moet ook eens aan de beurt komen’. En ik weet ook wel dat het een schreeuw in het donker is, maar ja, iemand moet dat toch blijven zeggen, want waar blijf ik anders. Om overeind te blijven, om zelfrespect te blijven houden, roep ik dat eindeloos tegen mezelf.

De psalm geeft een hele andere strategie hoe je moet omgaan met je eigen gekwetsheid. Niet alleen bij zoiets redelijk eenvoudigs als een mislukte sollicitatie, maar ook bij echt onrecht dat je is aangedaan. En de strategie die de psalm aanbeveelt is dat je niet per se nu je recht moet willen halen. Stap daar vanaf, geef het op. Want nu je recht willen halen is een manier om toch nog te slagen, toch nog succes te hebben in het leven. En het is ontzettend dom om je zelfrespect te verbinden met het succes dat je haalt. ‘Ik hoef helemaal geen succes te hebben, ik wil alleen mijn eerlijke recht’

Nee, nu je recht willen hebben is vooral een ondersteuning van je ego. Het is trots. En met die eis aan je leven dat je succes en erkenning krijgt ga je ten onder in verdriet en woede.

Je zoekt het recht vanwege je eigen verwonding en gekwetstheid. Wat je werkelijk wilt is dat je wond dicht gaat en je pijn voorbij is. Nou, zorg daar voor, geef jezelf die troost. Troost jezelf, zoals een moeder een kind troost. Als een huilend kind bij je komt, dan laat je het toch ook lekker bij je huilen. Je gaat zijn problemen niet oplossen. Je kan het vaak ook niet, je kan de pijn van een blauwe knie niet wegnemen, maar het kind komt tot rust in je armen. Wees voor je eigen ziel zo’n moeder. Verhef je boven jezelf en geef jezelf op een goede manier troost. Je zult merken dat je ziel tot rust komt. Dat er een kalmte over je neerdaalt.

‘OK, dus ik moet afzien van die baan, ik moet afzien van mijn recht’. Nee dat zeg ik niet. Het is een goede zaak om aan je recht te komen. En als je een nieuwe baan wil, moet je daar naar streven en het nog een keer proberen en er dingen voor doen. Maar jouw wil dat het nu moet gebeuren is iets dat je blokkeert en dat je van binnen ook kapot maakt.

‘Hoop Israël op God, de Heer’, eindigt de psalm. Dat schetst precies het perspectief van je leven. Nu wordt je geen recht geen gedaan. En niet alleen jou, er zijn er meer. Maar je hoopt wel, je kijkt uit. Je leeft in de verwachting dat het ooit gebeuren zal. Die verwachting wordt het centrum van je leven. In je leven staat niet het heelmaken van je geknakte ego centraal, maar de hoop op God en wat hij zal gaan doen.

Die hoop kan er uit bestaan dat jou persoonlijk recht wordt gedaan. Dat je toch nog die mooie baan krijgt, of dat iets anders op je pad komt. Maar op God hopen is ook nog meer. Het is ook hopen op recht dat aan zoveel anderen gedaan wordt. Het is ook een hopen op nog iets mooiers en groters voor de hele wereld,  een vernieuwing van de hemel en de aarde. Misschien zie je van al die zaken tijdens je leven wel niets. Ja, het kan zijn dat pas na jouw dood aan jou recht gedaan wordt.  Maar dat is het wijdse perspectief dat in de plaats komt van je bitterheid over je onrechtvaardige lot. En geloof me, dat leeft een stuk gezonder.

Dit is de spiritualiteit van Jezus. Je zet niet het recht van je eigen ziel op genoegdoening voorop of het recht van je ziel om zich te laten gelden. Maar in het centrum van je leven komt een veel breder perspectief: vergeving en hoop op God.

In de laatste dagen van zijn leven voert Jezus dat tot het uiterste door. Hij kan de soldaten die hem komen arresteren ontvluchten, en waarom ook niet want het is een groot onrecht dat hem zal worden aangedaan. Hij worstelt daar ook mee als hij de stilte opzoekt in een tuin, de hof van Gethsémané. Daar in Gethsémané komen alle stemmen tot zwijgen, ook de stem in zijn eigen hart die roept om te vechten of te vluchten. En biddend tot God en worstelend met zichzelf komt hij er op uit dat het niet gaat om zijn overleven, om zijn recht, zijn ego, zijn heilige gelijk maar om de wil van God. En dan is hij er ook uit. Hij laat zich arresteren, vlucht niet, verdedigt zich niet voor het gerecht en sterft. En God toont dat het waard is om die weg te gaan, hij toont dat op God hopen niet vergeefs is, als hij Jezus opwekt. Amen.

 

Gebed

Barmhartige God,
geef mijn leven richting en rust,
laat mij alles zien van uw goedheid,
zodat mijn hart overstroomt
en angst voor de dood mij verlaat.

Stop mijn honger naar meer en beter
geef mij ogen om mijn overvloed te zien.

Zie mij, in al mijn verdriet dat ik heb
troost me, zoals vroeger mijn moeder deed
en geef me uitzicht op uw woning.

Waarom word ik hier zo vrolijk van?
Wat is het toch
dat u mij geeft,
en niet alleen aan mij?