Als je het lawaai verlaat | |
Naar
Homepage Naar Preekarchief Naar Weblog |
Het
sterven van Jezus vind ik ontroerend. Ik zie hem daar voor me aan het
kruis.
Een man die niet terugvecht. Een man die alles over zich laat komen,
met een
zekere oprechtheid en dapperheid. Maar
het wekt ook afschuw. Ik vind het moeilijk om naar iemand te kijken die
echt
lijdt en pijn heeft. Een deel van mezelf komt daartegen in opstand. Ik
- en ik
denk u ook - ik wil leven, je wilt terugslaan, jezelf laten gelden.
Soms zou je
hem dan ook toe willen roepen: ‘doe het niet’. Maar
Jezus doet het wel en ergens had je dat aan kunnen zien komen. Wat je
ook er
van vindt, Jezus is consequent. Alles wat hij doet in die laatste dagen
van
zijn leven ligt in het verlengde van wat hij eerder gedaan en gepreekt
heeft.
Het hoort bij zijn manier van geloven, het hoort bij zijn
spiritualiteit. Vandaag
en in de weken tot Pasen vertel ik u over zijn spiritualiteit: over
dienstbaarheid, over zoeken naar de hemel en vallen in God, over niet
terugslaan. Het zijn allemaal zaken die in het Nederland van vandaag
niet zo
populair zijn, maar met elkaar geven ze een veel betere en veel rijker
manier
van mens zijn. Vandaag
gaat het over tot rust komen.
Over
wat er gebeurt als je het lawaai verlaat. Het gaat me er dan niet eens
om dat
je in de stilte wat meer tot jezelf komt. Mij gaat het er om dat de
stemmen van
je eigen woede, je eigen gekwetsheid en je staan op je eigen recht dat
die
stemmen tot rust komen. Psalm 131
Ik
heb een aantal keer meegemaakt dat ik voor een baan gepasseerd werd. In
de
sollicitatieprocedure kwam ik wel bij de laatste twee of drie
kandidaten, maar
uiteindelijk kozen ze toch iemand anders. Als je dat een paar keer
meemaakt,
vreet dat aan je. In ieder geval zo werkt dat bij mij. Ik ga slapen met
een
vage onrust in mijn hoofd en midden in de nacht word ik wakker en dan
maalt het
maar door. Er vinden explosies van woede in mijn hoofd plaats: waarom
zien ze
mij niet staan? Ze zullen er vast nog wel heel veel spijt van krijgen.
En bij
een grote teleurstelling dendert dat nog wel een weekje door. Die
woede levert me weinig op. Ik krijg er vaak letterlijk buikpijn van. En
toch is
het lastig om zomaar uit die woede te stappen. Ik
heb er over na gedacht waarom ik vaak zo lang boos blijf. Het
heeft te maken met een gevoel van eigenwaarde. In mijn boosheid over de
baan
die ik niet krijg schreeuw ik: ‘maar ik ben het wel waard’ ‘ik ben wel
goed’,
‘ze hebben ongelijk’ ‘het is niet rechtvaardig, ik moet ook eens aan de
beurt
komen’. En ik weet ook wel dat het een schreeuw in het donker is, maar
ja,
iemand moet dat toch blijven zeggen, want waar blijf ik anders. Om
overeind te
blijven, om zelfrespect te blijven houden, roep ik dat eindeloos tegen
mezelf. De
psalm geeft een
hele andere strategie hoe je moet omgaan met je eigen gekwetsheid. Niet
alleen
bij zoiets redelijk eenvoudigs als een mislukte sollicitatie, maar ook
bij echt
onrecht dat je is aangedaan. En de strategie die de psalm aanbeveelt is
dat je
niet per se nu je recht moet willen halen. Stap daar vanaf, geef het
op. Want
nu je recht willen halen is een manier om toch nog te slagen, toch nog
succes
te hebben in het leven. En het is ontzettend dom om je zelfrespect te
verbinden
met het succes dat je haalt. ‘Ik hoef helemaal geen succes te hebben,
ik wil
alleen mijn eerlijke recht’ Nee,
nu je recht willen hebben is vooral een ondersteuning van je ego. Het
is trots.
En met die eis aan je leven dat je succes en erkenning krijgt ga je ten
onder
in verdriet en woede. Je
zoekt het recht vanwege je eigen verwonding en gekwetstheid. Wat je
werkelijk
wilt is dat je wond dicht gaat en je pijn voorbij is. Nou, zorg daar
voor, geef
jezelf die troost. Troost jezelf, zoals een moeder een kind troost. Als
een
huilend kind bij je komt, dan laat je het toch ook lekker bij je
huilen. Je
gaat zijn problemen niet oplossen. Je kan het vaak ook niet, je kan de
pijn van
een blauwe knie niet wegnemen, maar het kind komt tot rust in je armen.
Wees
voor je eigen ziel zo’n moeder. Verhef je boven jezelf en geef jezelf
op een
goede manier troost. Je zult merken dat je ziel tot rust komt. Dat er
een
kalmte over je neerdaalt. ‘OK,
dus ik moet afzien van die baan, ik moet afzien van mijn recht’. Nee
dat zeg ik
niet. Het is een goede zaak om aan je recht te komen. En als je een
nieuwe baan
wil, moet je daar naar streven en het nog een keer proberen en er
dingen voor
doen. Maar jouw wil dat het nu moet gebeuren is iets dat je blokkeert
en dat je
van binnen ook kapot maakt. ‘Hoop
Israël op
God, de Heer’, eindigt de psalm. Dat schetst precies het perspectief
van je
leven. Nu wordt je geen recht geen gedaan. En niet alleen jou, er zijn
er meer.
Maar je hoopt wel, je kijkt uit. Je leeft in de verwachting dat het
ooit
gebeuren zal. Die verwachting wordt het centrum van je leven. In je
leven staat
niet het heelmaken van je geknakte ego centraal, maar de hoop op God en
wat hij
zal gaan doen. Die
hoop kan er uit bestaan dat jou persoonlijk recht wordt gedaan. Dat je
toch nog
die mooie baan krijgt, of dat iets anders op je pad komt. Maar op God
hopen is
ook nog meer. Het is ook hopen op recht dat aan zoveel anderen gedaan
wordt.
Het is ook een hopen op nog iets mooiers en groters voor de hele wereld, een vernieuwing van de
hemel en de aarde.
Misschien zie je van al die zaken tijdens je leven wel niets. Ja, het
kan zijn
dat pas na jouw dood aan jou recht gedaan wordt.
Maar dat is het wijdse perspectief dat in de
plaats komt van je bitterheid over je onrechtvaardige lot. En geloof
me, dat
leeft een stuk gezonder. Dit
is de spiritualiteit van Jezus. Je zet niet het recht van je eigen ziel
op
genoegdoening voorop of het recht van je ziel om zich te laten gelden.
Maar in
het centrum van je leven komt een veel breder perspectief: vergeving en
hoop op
God. In
de laatste dagen van zijn leven voert Jezus dat tot het uiterste door.
Hij kan
de soldaten die hem komen arresteren ontvluchten, en waarom ook niet
want het
is een groot onrecht dat hem zal worden aangedaan. Hij worstelt daar
ook mee
als hij de stilte opzoekt in een tuin, de hof van Gethsémané. Daar in
Gethsémané komen alle stemmen tot zwijgen, ook de stem in zijn eigen
hart die
roept om te vechten of te vluchten. En biddend tot God en worstelend
met
zichzelf komt hij er op uit dat het niet gaat om zijn overleven, om
zijn recht,
zijn ego, zijn heilige gelijk maar om de wil van God. En dan is hij er
ook uit.
Hij laat zich arresteren, vlucht niet, verdedigt zich niet voor het
gerecht en
sterft. En God toont dat het waard is om die weg te gaan, hij toont dat
op God
hopen niet vergeefs is, als hij Jezus opwekt. Amen. Gebed
Barmhartige
God, Stop
mijn honger naar meer en beter Zie
mij, in al mijn verdriet dat ik heb
|