| Het spreken van de kerk | |
| Naar
Homepage Naar Preekarchief Naar Weblog |
Ik
ga u vandaag vertellen
waarom de kerk niet politiek moet spreken. Vervolgens vertel ik u
waarom de
kerk wel politiek moet spreken. Maar ik begin bij de noodzaak om vooral
niet te
spreken. Ontmoeting
met God Laat
ik beginnen met een zeer
recente ervaring. Sinds ik algemeen secretaris ben geworden zit ik ’s
zondags
vaak in de kerk als kerkganger. Het was de zondag pal na die enorme
aanvaring
tussen president Trump, vice-president Vance van de Verenigde Staten en
president Zelensky van Oekraïne in de Oval-office. U heeft dat denk ik
nog wel
op het netvlies. De dienst begon en een ouderling heette ons welkom en
in zijn begroeting
begon hij uit te varen tegen president Trump. Ik vond dat bijzonder
onaangenaam. In
de kerk gaat het om de
ontmoeting met God. Om mijn ziel open te stellen voor God. Ik word
georiënteerd
op die grote ruimte van God. Op Gods koninkrijk, Gods nieuwe wereld.
Die nieuwe
wereld van God is zoveel groter dan dit of dat politiek standpunt,
reikt zoveel
verder, is zoveel omvattender. Een politiek standpunt blokkeert die
ruime oriëntatie.
Het haalt me weg bij God. Politiek
in de kerk haalt me
weg bij mezelf. Het oriënteert me op de rationeel-technische ruimte die
politiek voor een belangrijk deel ook is en snijdt me af van het
spirituele
proces dat ziel, lichaam, emotie, geest omvat. In
de kerk gaat het ook om mijn
aandeel, om mijn schuld, om mijn grote schuld. De moeite die ik daarmee
heb, de
last om daar mee te gaan, overnieuw beginnen, herstellen. En in plaats
van dat
daar pastoraal mee omgegaan wordt, kom ik in een kamp terecht. Dit moet
je
doen, dit is goed. Het
gevaar van politiek spreken
is dat die openheid verdwijnt. Je maakt van al dat grootse van God een
ding:
dit is het. De pluraliteit waarmee de Geest in deze wereld spreekt, de
menigte
van getuigen, geperst en vastgezet in dit ene: zo is het. Het
spreken van de kerk De
vierde-eeuwse kerkvader bisschop
Ambrosius van Milaan staat er om bekend dat hij kritisch was op keizer
Theodosius. Eens hadden de troepen van Theodosius een bloedbad
aangericht in de
stad Thessalonica. Bisschop Ambrosius verbood daarop de keizer om deel
te nemen
aan de eucharistie. In de kerkgeschiedenis wordt deze gebeurtenis vaak
opgehemeld als een mooi voorbeeld van de kerk die de waarheid aan de
aardse
machten vertelt. En ik vind het ook mooi. Minder
bekend is een
gebeurtenis van twee jaar eerder. In Callinicum, het huidige Raqqa in
Syrië,
had de plaatselijke bisschop de mensen er toe aangezet om de
plaatselijke
synagoge in brand te steken. Keizer Theodosius had daarop bevolen dat
de
synagoge herbouwd zou worden uit de kas van de plaatselijke kerk en dat
de
schuldigen gestraft zouden worden. Een wijze maatregel. Nou, niet voor
Ambrosius. Ambrosius schreef een woedende brief aan Theodosius: ‘als
hij niet
snel alle maatregelen tegen de bisschop introk, zou hij niet meer aan
de
eucharistie mogen deelnemen’. En ook deze keer ging Theodosius door de
knieën.
Eigenlijk de eerste keer dat de kerk zich kritisch uitlaat tegenover de
overheid
is dat om het in brand steken van een synagoge te verdedigen. Op zijn
minst
reden voor voorzichtigheid en bescheidenheid. De
Protestantse kerken hebben
na de Synode van Dordrecht (1618) als kerk heel lang niet meer echt
gesproken. Als
ik nu even heel grove lijnen zet dan is het in de oorlog, de Tweede
Wereldoorlog, dat het besef doordringt: nu moeten we spreken. Al in
oktober 1940
is er een gezamenlijk protest van o.a. de Hervormde en Gereformeerde
Kerk tegen
het besluit van de Duitsers om Joodse ambtenaren te ontslaan. En ook
later in
de oorlog verheffen de kerken hun stem. Na
de oorlog gaat dit spreken
van de kerk door, in ieder geval in de Hervormde Kerk. Ze spreekt zich
uit voor
de doodstraf, ze spreekt haar bezorgdheid uit over de Tweede
politionele actie
in Indonesië, ze spreekt zich uit voor de overdracht van Nieuw Guinea
aan
Indonesië, ze spreekt zich uit tegen het gebruik en later ook tegen het
bezit
van kernwapens. Al
deze uitspraken zijn gedaan.
Maar er is ook kritiek op gekomen op zo’n sprekende kerk. Had de kerk
het wel
bij het juiste eind, bijvoorbeeld toen ze zich zo stevig voor de
doodstraf
uitsprak? Interessant
in dit geheel is de
positie van Gerrit de Kruijf, die jarenlang hoogleraar christelijke
ethiek is
geweest. In 1984 schrijft hij het boek ‘Waakzaam en nuchter, over
christelijke
ethiek in een democratie’. Hij zegt: ‘het spreken van de kerken
geschiedde in de
Tweede Wereldoorlog in een uitzonderlijke situatie. Laat het daarom ook
uitzonderlijk blijven. Na de Tweede Wereldoorlog hebben de kerken die
uitzonderlijke situatie tot de normale situatie gemaakt. Het
profetische
optreden van die dagen is in de Hervormde kerkorde
geïnstitutionaliseerd. Laten
christenen zich als staatsburgers roeren, laat er in de kerken ook
volop
gesprek zijn over goed burgerschap, maar laten de kerken niet
profetisch willen
spreken. Laten christenen bewogen worden door de liefde van Christus
(De Kruijf
p.235), maar laten we oppassen om in het openbare debat een verband te
leggen
tussen Gods spreken en ons eigen spreken. Pas, in
uitzonderingsgevallen, zoals
in de Tweede Wereldoorlog, als de gehoorzaamheid aan God zich niet meer
verdraagt met de gehoorzaamheid aan de staat, dan mag, dan moet de kerk
spreken’.
Jan
Koopmans, een man van het
kerkelijk verzet – hij schreef al in november 1940 de brochure ‘Bijna
te laat’,
waarin hij de kerken opriep om ambtenaren op te roepen om niet de zgn.
Ariërverklaring te ondertekenen- Jan Koopmans heeft een vergelijkbaar
standpunt. Pas wanneer het kerk en volk onmogelijk gemaakt wordt om in
gehoorzaamheid aan God te leven, moet de kerk spreken[1]. Pas
op de plaats Ik
wil even pas op de plaats
maken. We hebben nu het onderwerp aangevlogen vanuit de christelijke
traditie.
En die gaat over ‘kerk’ en ‘staat’ als twee grootheden. Je hebt
Ambrosius en je
hebt Theodosius. Je hebt de paus en je hebt de keizer, de kerk en de
staat. Maar dat is niet onze situatie.
Wij zitten in een situatie
dat een diaken lid is van een plaatselijke WMO-raad. Kerk en staat zijn
niet
twee grootheden tegenover elkaar. Kerk, samenleving en staat zijn op
allerlei manieren
met elkaar verknoopt en verbonden. Die verbondenheid met de samenleving zie je als we
ons kerk
tot onze eigen leden wenden. Met allerlei pastorale handreikingen en
uitspraken
proberen we als kerk ook een gids te zijn voor de christenen in
Nederland,
bijvoorbeeld als we spreken over echtscheiding of over euthanasie of
homoseksualiteit. Maar dat soort uitspraken hebben natuurlijk ook
effect hebben
op het publieke debat, hoewel ze misschien in de eerste plaats intern
gericht
waren. De kerk komt de politiek ook op een vrij gewone
manier tegen.
Het huidige kabinet was aanvankelijk van plan om de
giftenaftrek af te
schaffen. Daar is fors tegen geprotesteerd door de kerken. Zou Gerrit
de Kruijf
daar nu tegen zijn? Ik vind het heel normaal dat een organisatie die
getroffen
wordt door een wet zich daar over uitspreekt. Misschien al wat minder gewoon
is het verzet van de kerken –
samen met joden en moslims - tegen de wet ‘Informeel onderwijs’. Die wet is
een poging van de overheid om meer grip te krijgen op uitwassen die
zich
voordoen op enkele
Koranscholen. Het is
een vorm van toezicht. De Wet Informeel Onderwijs is heel breed, daar
vallen
niet alleen die enkele Koranscholen onder die niet deugen, maar ook
alle
catechisaties, alle taallessen op een Chinese weekendschool,
sportverenigingen,
al die talloze goedwillende Koranscholen, ja, zelfs de
kindernevendienst.
Mirjam Bikker sprak spottend over de ‘Zondagschoolpolitie’. Ons
kerkzijn begint bij Christus die mensen rond zijn tafel uitnodigt.
Christus
breekt en deelt daar zichzelf. Hij komt daar met zijn Geest in mensen
en mensen
komen daar als gelijken samen. Die tafel brengt verzoening, gemeenschap
en
vrede. Vanuit die werking van Gods Geest in mensen, vanuit die
verzoening en
vrede wordt een gemeenschap opgebouwd en gestructureerd. We zijn een
gemeenschap die – in al haar onvolkomenheid – laat zien wat God voor de
wereld
wil: zorg voor elkaar (pastoraat en diaconaat) en mensen die
beelddrager van
Christus worden. Deze eucharistische gemeenschap is het vertrekpunt van
het
handelen van kerken en christenen. We willen vrede, liefde, recht. En
dat raakt
ook de samenleving. En de overheid. En daarover kan je in overleg
treden.
Overleggend, luisterend naar argumenten. En als we
onze zin niet krijgen, is dat jammer, maar de zaak van Christus staat
of valt
er niet mee. Het
grote spreken Maar
er is ook een groter soort
spreken. Een spreken zoals dat gegaan is over de kernwapens of in de
Tweede
Wereldoorlog. Een oproep aan staat en volk om een heel andere weg in te
slaan. Voor
Jan Koopmans waren de
oorlogsjaren een uitzonderingstoestand. Toen moest de kerk spreken,
maar daarna
of daarvoor toch eigenlijk niet. In diezelfde tijd volgde de theoloog
Karl
Barth de ontwikkelingen in bezet Europa vanuit Zwitserland. Hij
doceerde,
schreef en gaf ook ontzettend veel lezingen. Op 23 juli 1944 was hij in
het
dorpje Dürrenroth. En daar kwam hij te spreken over de
verantwoordelijkheid van
de christelijke gemeente. Hij zei: ‘De
instandhouding en
ontplooiing van de juiste, vrije staat is een zaak, die nooit en
nergens
vanzelfsprekend is. De Christelijke gemeente mag niet onverschillig
zijn in
deze zaak. Zij heeft zich op dit gebied veel te vaak laten intimideren
en
gezwegen, waar zij had moeten spreken. De gehele catastrofe in
Duitsland was
misschien nooit mogelijk geweest, als de Christelijke Kerk zich daar
niet reeds
sinds eeuwen aangewend had te zwijgen, waar zij had moeten getuigen en
spreken…
Liever moet ze driemaal te veel voor de zwakken opkomen dan éénmaal te
weinig[2]. Dat
de kerk soms geroepen is om
te spreken, daar zijn Koopmans, De Kruijf en Barth het over eens. Maar
Barth
voegt daar toch een belangrijk element aan toe. Dat spreken moet voor
hem
eerder beginnen. Niet al als de gehoorzaamheid aan God en de
gehoorzaamheid aan
de staat elkaar al in de weg zitten. Maar eerder. Om staat en
samenleving te
behoeden om af te glijden. Twee
existentiële zaken In
onze tijd zijn er twee
existentiële zaken die om een echt profetisch en politiek spreken van
de kerk
vragen. Er
is een opmars van
autoritaire tendensen in de wereld. Wereldwijd zijn vrijheid en
democratie in
de verdediging. In ons land is er bij sommige partijen en veel te veel
kiezers
een minachting voor de grondrechten van moslims. Poetin probeert met
een oorlog
het zich democratiserende Oekraïne onder controle te krijgen. Het
presidentschap van Trump schaadt wereldwijd de democratische krachten.
Over de
hele wereld trekken machthebbers zich weinig aan van het recht en
willen ze het
met geweld schenden. Deze nieuwe geopolitieke ontwikkelingen roepen
allerlei
grote vragen op: over militaire steun aan Oekraïne, over uitbreiding
van de
Europese politieke en militaire samenwerking. Kerken zullen daar over
na moeten
denken en over moeten spreken. We moeten daar niet mee wachten tot het
te laat
of bijna te laat is. Misschien
is zo’n spreken over
het verdedigen van de rechtstaat en van de Europese beschaving wel een
ander soort
spreken dan tot nu toe. Traditioneel, vanaf de tijd van Ambrosius tot
de
kruisraketten aan toe, is het spreken van de kerk altijd een spreken
tegenover
de overheid geweest. Een correctie op het handelen van de overheid.
Maar ik
denk dat we in deze tijd – in ieder geval wat betreft de verdediging
van de
democratie – vooral staatsondersteunend moeten zijn, verdedigers van de
heersende orde, de heersende rechtstaat. Ook daarom moeten we
voorzichtig zijn
al te grote woorden te gebruiken bij alles wat ik maar even schaar
onder
alledaagse politiek. Laten we geen anti-overheids sentimenten voeden
ook waar
de overheid te kort schiet. Niet de staat anti-parlementair te veel
uitdagen. De
klimaatverandering is de
andere grote levensbedreigende kwestie van onze tijd. Er zullen een
aantal
ferme politieke stappen moeten worden genomen om het leven op onze
planeet voor
iedereen leefbaar te houden. Nu
vraagt u zich af: hoe weet u
dat? Hoe weten wijdat er zaken zijn die een fors politiek spreken van
de kerk
vragen. En hoe weten wij u dat het juist deze zaken zijn? Daar
kan ik u geen
dichtgetimmerd antwoord op geven. Naar mijn mening bestaat zo’n
volstrekt zeker
antwoord niet. Het blijft altijd iets arbitrairs houden. De theoloog
Miskotte,
sprak over ‘het waagstuk van de prediking’. Preken, het evangelie
vertolken, de
woorden van God spreken, dat kan je eigenlijk niet, je weet niet of je
het
goede zegt, maar je moet het toch doen en het er op wagen. Op een
gelijke
manier zou ik over ‘het waagstuk van het spreken van de kerk’ willen
spreken.
We doen het, maar in vrees en beven, bewust van de kwetsbaarheid van
ons
spreken. Het is arbitrair en eén mens die ons tegenspreekt kan het meer
bij het
rechte eind hebben dan onze hele kerk. Inbedding Als
de kerk echt denkt dat ze
moet spreken, moet ze gewoon spreken. En toch geef ik enkele
richtlijnen voor
dat spreken. Niet absoluut, wel belangrijk. Het
spreken van een kerk moet
ingebed zijn in praktijken. Als we als kerken spreken over
klimaatverandering
dan moet dat spreken resoneren met een cultuur van groene initiatieven
van de
kerken. Dan hebben we het over een levensstijl die past bij het behoud
van de
aarde. Minder reizen, minder vlees en zuivel, meer tweedehands. En om
kerkelijke activiteiten, zoals het komen tot een Groene Kerk. Het
spreken van
de kerk is onderdeel van een beweging, onderdeel van praktijken die ook
het
spreken voeden. Daar hoeft lang niet iedereen in de kerk aan mee te
doen, maar
het moet wel aanwezig zijn. In
de weerbaarheid tegen
autoritaire tendensen moet onze samenleving – en dus ook onze
gemeenteleden –
wakker worden. Een ongestoord leven lukt niet meer. Er zijn
inspanningen nodig.
Die zijn deels militair, maar alleen maar oproepen tot meer bewapening
brengt
ons niet ver genoeg. We moeten ook weten wat we verdedigen. Wat vinden
we zo
kostbaar dat het het verdedigen waard is? Wat is onze geestelijke
weerstand,
wat is onze ‘betere weerstand’? Verdedigen we vooral onze welvaart, dan
kunnen
we het met Poetin misschien op een akkoordje gooien. Of verdedigen we
ook onze
rechtstaat, met daarbij ook onze godsdienstvrijheid en onze Westerse
cultuur?
Dat vraagt om een veel actievere reflectie op de Westerse culturele,
institutionele en intellectuele traditie om daar de kostbaarheid van te
erkennen. En ook de fouten te repareren. Dat zijn allemaal zaken die in
de
gemeente aan de orde moeten komen. Tweede
richtlijn. De kerken
moeten met kennis van zaken spreken. Goed beslagen ten ijs komen, zodat
je
overtuigend kan zijn en je je eigen zaak goed kan onderbouwen. Niet
zomaar wat
roepen. Dat vereist het een en ander: heel belangrijk is dat je je
eigen kennis
organiseert. Die kennis is niet zomaar in het Dienstencentrum aanwezig.
Dat
lijkt me ook veel te duur. Wat u wel kan doen is enkele mensen van
buiten –
bijvoorbeeld enkele christelijke wetenschappers - vragen om
gezamenlijk,
eenmalig een rapport op te stellen. Dat is ook goed voor ons
maatschappelijke
netwerk. En
als de kerk spreekt dan moet
in haar spreken de nieuwe wereld van God zichtbaar zijn. Het kan best
scherp
zijn, maar ook met mededogen. Het moet de weg wijzen, perspectieven
openen, mensen
meenemen. Nee,
de kerk moet niet te snel
grote woorden spreken. Liever niet zelfs. Te makkelijk slaat ze de
plank mis. Te
veel wordt ze van de wereld en verduistert ze met haar al te concrete
en al te
menselijke woorden de grote woorden en perspectieven van Gods
koninkrijk. Ja,
de kerk moet soms spreken.
En soms grote woorden. Op genade of ongenade. Dank U. Coen
Wessel [1]
Het
spreken van de kerk in de theologie van dr. J. Koopmans, C.C.
den Hertog,
KokBoekencentrum, Utrecht 2018 p.259 [2]
Voordracht
gehouden op het kerkelijk districtsfeest te Oberaargau, op Zondag 23
Juli 1944,
in de kerk te Dürrenroth. https://www.karlbarth.nl/belofte-en-verantwoordelijkheid/2/ |