| 'Het reservaat'. | |
| Naar Homepage Naar Weblog Naar Archief |
Welk boek had een zo grote invloed dat het bepalend werd voor je denken? Daarover schrijven verschillende theologen. Vandaag: theoloog Coen Wessel over Het reservaat (1964) van Ward Ruyslinck Friesch Dagblad, 22 juli 2021 ‘Het reservaat’ (1964) van Ward
Ruyslinck is het boek dat
mijn leven veranderde. Ik zal dertien jaar oud zijn geweest toen ik het
boek
las. De lerares Nederlands had over het boek verteld en op een dag
waagde ik
het om in de bibliotheek naar de kasten met romans voor volwassenen te
gaan. Ik
vond het boek en thuis begon ik te lezen. ‘Het reservaat’ had in de jaren
zestig en zeventig een groot
succes. Het werd bekroond en vertaald in het Engels, Duits, Zweeds,
Hongaars,
Pools en Roemeens. In het Nederlandse taalgebied beleefde het meer dan
twintig
drukken. Maar nu ik het herlees vind ik het helemaal niet zo’n goed
boek. Het
komt clichématig op mij over. De hoofdpersoon, leraar Basile Jonas, is
vooral
een naïeve, gevoelige man die het beste voorheeft met zijn leerlingen.
Zijn
tegenstanders zijn verdorven en alle anderen zijn meelopers. De
toekomstige
wereld waarin het boek zich afspeelt is een dwangsysteem van
staatstoezicht,
efficiency en consumentisme. Ward Ruyslinck (1929-2014) schreef dit
boek met
opzet zo zwart-wit. Zijn boek moest vooral een pamflet zijn. Hij wilde
de
mensen ‘wakker schudden’ en waarschuwen voor het oprukkende
‘Amerikanisme’ en
totalitarisme. Bij herlezing valt ook op hoe seksistisch Ruyslinck de
vrouwen
in zijn boek beschrijft. Ze zijn of zuiver of geslepen, lelijk en
verdorven. Het succes van het boek laat
zien hoe zeer er onder
West-Europese intellectuelen een gevoel van crisis heerste in het begin
van de
jaren zestig. De welvaart was spectaculair gestegen, maar de
samenleving leek
er niet beter op geworden. Die was in de greep gekomen van
consumentisme en een
groeiende populaire cultuur. De macht van ondernemingen was groot, het
communisme was geen alternatief en het christelijk geloof werd met
wantrouwen
bekeken. Intellectuelen gingen zich zien als de laatste cultuurdragers,
als –
naar een beeld van de schrijver Ionesco - de enige witte olifant in de
kudde
van grijze olifanten. Dat soort cultuurkritiek was natuurlijk veel te
groot
voor een dertienjarige, maar via krant, televisie en geëngageerde
leraren
sijpelden zulke denkbeelden toch naar mij door. Ze sloten aan bij mijn
eigen
worstelingen als puber. Het boek begint als de leraar
Basile Jonas voor een
commissie van onderzoek gedaagd. De eerste aanklacht is dat hij een
gedicht van
eigen hand zou hebben voorgelezen aan een van zijn meisjesklassen. Maar
al snel
spitsen de aanklachten zich toe op zijn relatie met een van zijn
leerlingen,
Martha Simons. Zij heeft hem om hulp gevraag omdat de minnaar van haar
moeder,
de industrieel Drexeler, haar dreigt te verkrachten. Uit eigen belang
vindt
haar moeder dat wel best. Jonas probeert daarop een nieuw onderkomen
voor
Martha te zoeken. Zijn oude vioollerares weigert. ‘Ik sta al op een
zwarte
lijst’ fluistert ze. Ook de kanunnik geeft niet thuis omdat Drexeler de
kerk
financieel begunstigt. Cultuur en kerk laten het afweten. Jonas neemt
Martha
daarop dan zelf maar in huis. Het laat zich raden wat de commissie daar
van
denkt. Uiteindelijk wordt Jonas veroordeeld tot levenslange opsluiting
in de
kolonie Paalberg, een reservaat voor ‘bedreigde enkelingen’. Hij krijgt
het
etiket ‘homo mollis’, zachtaardige mens. Het boek eindigt er mee dat
Martha de
minnares van Drexeler is geworden. Ze heeft zich niet alleen neergelegd
bij
haar lot, ze ziet er ook de voordelen van: geld, mooie kleren en een
goed begin
van haar carrière. Samen met Drexeler bezoekt ze Paalberg. Daar ziet ze
het
gestorven, gebalsemde en tentoongestelde lichaam van Jonas. Ze valt
flauw en
zelfs Drexeler is aangedaan. Een boek hoeft niet goed of
origineel te zijn om een
mensenleven te veranderen. ‘Het reservaat’ sloeg bij mij in. Zo, als
een
zuivere eenling, als een strijder voor het goede en bewaarder van
cultuur,
wilde ik gaan leven. Dat ben ik eigenlijk ook wel gaan doen in mijn
leven. ‘Het
reservaat’ mag dan clichématig zijn, de thematiek over een wereld
zonder innerlijk
kompas en zonder cultuur is alleen maar actueler geworden. Het lezen van het boek had nog
een ander effect. Ward
Ruyslinck had overtuigend laten zien hoe hypocriet de kerk was. De
kardinaal
hield de industrieel de hand boven het hoofd. Het was allemaal één
grote bende.
Toen ik het boek uit had, besloot ik op te houden met geloven. Die
avond bad ik
voor het eerst in mijn leven niet voor het slapen gaan. En de avond
daarop ook
niet. Maar de avond daarna voelde ik toch de sterke drang om te bidden.
Mijn
geloofsafval kwam plotseling op me over als iets vreemds, iets
geforceerds,
iets dat niet van mezelf was. Je zou ook kunnen zeggen dat God me niet
los liet
en dat was ook wel zo. Ik ging weer bidden en bleef dat doen. Dat was
een
verstrekkende ervaring en heeft mijn leven nog veel meer veranderd. Coen Wessel Dit artikel verscheen in 'Friesch Dagblad' 22 juli 2021. Een pdf van de krantenpagina vindt u hier. |