De os en de ezel bij de kribbe
Naar
Homepage


Naar Weblog

Naar Archief
               
Os en ezel Gusto de MenabuoiWat doen de os en de ezel eigenlijk in de Kerststal? In de geboorteverhalen uit de evangeliën komen ze niet voor. De evangelist Mattheus vertelt over de wijzen uit het oosten en koning Herodes. Lukas vertelt over de herders en de engelenzang, over de volkstelling en de kribbe, waar Jezus in gelegd wordt. Maar geen van de evangelisten vertelt iets over een os of over een ezel. In dit artikel vertel ik kort hoe os en ezel de Kerststal binnengestapt zijn. Ik belicht hun anti-joodse symboliek en ik doe een voorstel om de Kerststal uit te breiden.

Jesaja
    
De os en de ezel komen dan ook niet uit het evangelie. Ze komen uit het bijbelboek Jesaja. In het eerste hoofdstuk van dit bijbelboek zegt God: “Ik heb kinderen grootgebracht en opgevoed, maar zij zijn van Mij afvallig geworden. Een rund kent zijn eigenaar en een ezel de krib van zijn meester, maar Israël heeft geen begrip, mijn volk geen inzicht.” (Jesaja 1:2-3)

De bedoeling van dit stukje bij Jesaja is duidelijk. Het rund en de ezel worden ten voorbeeld gesteld aan zijn toehoorders. Het rund en de ezel weten waar ze vandaan komen, wie hun heer is, wie hen voedt. Het verwijst naar de alledaagse ervaring van mensen die omgaan met vee, dat de koeien en de andere dieren hen herkennen. Ze weten: hé dat is de boer, daar horen wij bij. De dieren weten het wel, maar de mensen waar Jesaja tegen spreekt weten dat niet. Zij willen hun meester, God, niet meer kennen. God heeft hen groot gebracht, maar zij hebben God verlaten als een ondankbaar kind. Zij willen niet meer weten waar ze vandaan komen, wie hen voedde en hen maakte tot de mensen die zij zijn. Dat is de betekenis van het rund en de ezel bij Jesaja.     
 
Os en Ezel door Laurentius van Antwerpen Rond de kribbe

In de vroege kerk is de kribbe uit Jesaja, de kribbe waar de ezel zo trouw aan is, verbonden met de kribbe uit het evangelie van Lukas. Dat gebeurt al heel vroeg, lang voordat er Kerststalletjes waren. De kerkvader Origenes (185-254) zegt als eerste in een preek: de kribbe waar Jesaja het over heeft, dat is natuurlijk de kribbe van Christus. De meester waar Jesaja over sprak dat is Jezus. Jezus is de meester van die beide dieren.
Dit Jesaja-citaat werd in de vroege kerk bovendien verbonden met een citaat uit de Griekse versie van het Oudtestamentische boek Habakuk. In Habakuk 3:2 staat daar “in het midden van twee dieren zult gij gekend worden”. Dat moesten dan natuurlijk de os en de ezel zijn, temidden van wie God (in Christus) gekend werd!

De kerkvaders hadden met deze exegese verschillende doelen voor ogen. Tegenover groepen in de vroege kerk die het Oude Testament uit de bijbel wilden schrappen, wilden zij laten zien dat het ook in het Oude Testament om het heilshandelen van God gaat. De teksten uit Jesaja en Habakuk over de beide dieren en hun meester laten zien dat Christus in het Oude Testament reeds wordt aangekondigd en bewijzen zo het belang en het goddelijke karakter van het Oude Testament.

Maar een ander doel van de verbinding tussen de kribbe van Jesaja en de kribbe van het evangelie was het voeren een anti-joodse polemiek. De os en de ezel kennen hun meester wel, maar het joodse volk erkent Christus niet. De binnen-joodse kritiek van Jesaja wordt zo tot een anti-joodse aanval van christenen. Os en ezel werden de tegen-symbolen van de ontrouw van het joodse volk.
Een gering aantal kerkvaders heeft een wat subtielere anti-joodse positie. De os en de ezel staan dan voor de joden en de heidenen. De ezel, een onrein dier, dat niet door joden gegeten mag worden symboliseert de heidenen, die onder de last van zonde en afgoderij gebukt gaan. De os, een rein dier, symboliseert de joden, die leven onder het juk van de wet, net zoals een os een juk draagt. Samen staan zij bij de kribbe van Christus die hen verenigt in de ene kerk. Bij Christus’ kribbe wordt de scheidsmuur tussen hen weggebroken (Ephese 2).                                                                

Os en ezel uit Speculum humanae salvationisOs en ezel

Nu is ook wat helderder waarom het rund uit Jesaja (een algemene aanduiding waarmee een koe, een stier of een os bedoeld kan zijn) speciaal een gecastreerde os geworden is. Alleen een os wordt voor de ploeg gespannen en draagt een juk, een stier laat zich niet voor de ploeg spannen. Daar komt natuurlijk bij dat het ook niet zo heel prettig is om in de aanwezigheid van een stier een kind te baren en de voederbak van de stier daarmee te bezetten. Ik heb wel eens gekampeerd in een weiland waar een stier rondliep. Het ging allemaal goed, maar echt verstandig en slaaprustbevorderend was het niet.

Men heeft zich ook het hoofd gebroken over de vraag hoe binnen het Kerstverhaal de os en de ezel bij de kribbe van Bethlehem terecht gekomen zijn. Stonden die er toevallig al? Het niet-canonieke Prot-evangelie van Jacobus  laat Jozef de ezel meenemen als hij zijn reis naar Bethlehem begint. “Hij zadelde zijn ezel en zette Maria er op”. Er zijn ook verhalen dat Jozef ook zijn kostbare os meenam op reis.

Toen de ezel eenmaal in het kerstverhaal terecht gekomen was, is hij er niet meer uit weggegaan. Op schilderijen over de vlucht naar Egypte zit Maria vaak op een ezeltje. De evangelist schrijft niets over een ezeltje bij de vlucht naar Egypte, maar omdat de ezel van Jesaja toch al in de stal geplaatst was, lag het natuurlijk voor de hand om Maria op dat ezeltje te laten klimmen. Een vrouw die net gebaard heeft, kan natuurlijk niet zo’n eind lopen.

De kribbe krijgt in preken en afbeeldingen af en toe trekken van een altaar. Het Christuskind in de kribbe wordt dan het brood uit de hemel dat door os en ezel beide geconsumeerd wordt.                                                                                                            
Franciscus

De os en de ezel verschijnen vanaf de derde eeuw ook al op afbeeldingen van het kerstverhaal. Trouw kijken ze naar hun meester in de kribbe, met hun hoofden soms net boven de rand van de kribbe uit. Wanneer ze ook in een Kerststalletje terecht zijn gekomen is niet precies bekend. We weten niet precies Franciscus met dierenwanneer de traditie ontstaan is om Kerststalletjes te maken, maar waarschijnlijk is die traditie al oud. De man die heel belangrijk geweest is voor de Kerststal  is Franciscus van Assissi. Franciscus bracht in 1223 een bezoek aan Paus  Honorius III. Hij stelde hem voor om een Kerststal te maken. De Paus ging accoord en Franciscus ging weer terug naar zijn eigen woonplaats Greccio. Op Kerstavond kwam hij daar aan. Met behulp van een bevriende kunstenaar maakte hij een kribbe. Hij groepeerde er een levende os en ezel en spelers, verkleed als Jozef en Maria omheen. De legende wil dat toen het Kerstevangelie gezongen werd en ze waren aangekomen bij de woorden “en zij legde hem in een kribbe” dat Franciscus toen knielde om over deze woorden te mediteren. En dat er toen een kind verscheen in zijn armen dat met licht omkleed was. De reële verbeelding van het Kerstverhaal deed het Kerstkind in hun midden geboren worden. Sindsdien zijn Kerststalletjes overal verspreid geraakt in de christelijke wereld.

Nieuwe symbolen

Wat zullen we doen met de os en de ezel? Hoe voorkom je dat met de aanwezigheid van deze dieren in de Kerststal ook de anti-joodse associaties doorgegeven worden die met hen verbonden zijn. Want doen we dat niet dan staan ezel en os al snel symbool voor kerkelijke koppigheid en onvruchtbaarheid in haar omgang met de eigen geschiedenis.
Ik zie twee strategieën die elkaar niet helemaal uitsluiten. In de eerste plaats kunnen we natuurlijk hun afkomst vergeten. De meeste mensen kennen de afkomst van de os en de ezel nu meestal toch al niet, laten we dat vooral zo houden. Het zijn dan beesten die nu eenmaal in een stal thuishoren. Nadeel van deze aanpak is dat de os en de ezel dan geen symboolwaarde hebben. Een Kerststal is volgens mij vooral zinvol als die een diepere symbolische laag raakt, als de Kerststal verwijst naar aspecten van het evangelie. Os en ezel worden dan decorstukken in de herderlijke omgeving van de stal. Daarmee verliest de Kerststal een element. Alleen de herders en de wijzen zijn aanwezig, de derde groep met een symbolische waarde ontbreekt.
Hicks Peacable KingdomIk zie meer heil in de volgende aanpak, die aansluit bij een ontwikkeling die toch al gaande is. In de kerststallen van dit moment zien we steeds meer dieren komen. Of het nu kunstzinnig gemaakte kerststallen zijn of levende kerststallen zoals in Weert. Ik stel daarom voor om mee te gaan in deze ontwikkeling en het aantal dieren in de Kerststal uit te breiden. Maar dan niet als onderdeel van de entourage van de koningen of de herders maar als zelfstandig element. Voor de hand ligt dan om niet de profetie uit Jesaja 1 als achtergrond te nemen, maar de profetie uit Jesaja 11 waar wilde en tamme dieren vredig met elkaar verkeren. Dat hoofdstuk speelt tenslotte toch al een rol in de Kersttraditie: “Vrede was het overal, wilde dieren kwamen, bij de schapen in de stal en zij speelden samen” (Midden in de winternacht). Dan krijg je een Kerststal met een wolf en een schaap, een panter en een bokje, een koe en een berin met hun jongen, een leeuw, een adder en een slang. Het is een Kerststal die de menselijke vrede en de vrede in de hele schepping van het Godsrijk verbeeldt. Temidden van deze dieren kunnen de os en de ezel langzaam hun functie als belangrijke dieren verliezen. In dit proces kan er ook een betekenisverschuiving van os en ezel optreden. Wellicht dat het ezeltje in de stal al staat te trappelen voor Palmzondag en alvast een palmtakje in zijn bek houdt. Met enige tekstkritische wil kan de os geïdentificeerd worden met het mestvee uit Jesaja 11:6 dat samen leeft met de jonge leeuw en het stierkalf. Zo er nog ossen zijn tegenwoordig, zijn ze tenslotte vooral mestvee. Maar het mooiste zou ik het vinden om de castratie van de os te benadrukken. Dat kan in het huidige tijdsgewricht met zijn overbenadrukking van seksualiteit geen kwaad. De os wordt dan een beeld van het celibataire leven, voor het overbodig zijn van voortplanting en seksualiteit nu het kerstkind gekomen is en wij enkel nog het koninkrijk van God verwachten. Dat zou in ieder geval Origenes, die zichzelf  juist om deze reden ontmande, hebben aangesproken.        

Coen Wessel

gepubliceerd op www.zinweb.nl  eind december 2003