Speculatie over de opstanding
Naar Preekarchief

Naar Homepage

Naar Weblog

Johannes 10: 27-30 Mijn schapen luisteren naar mijn stem, ik ken ze en zij volgen mij. 28 Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan en niemand zal ze uit mijn hand roven. 29 Wat mijn Vader mij gegeven heeft gaat alles te boven, niemand kan het uit de hand van mijn Vader roven, 30 en de Vader en ik zijn één.’

1 Korintiërs
15:20-28 Maar Christus is werkelijk uit de dood opgewekt, als de eerste van de gestorvenen. 21 Zoals de dood er is gekomen door een mens, zo is ook de opstanding uit de dood er gekomen door een mens. 22 Zoals wij door Adam allen sterven, zo zullen wij door Christus allen levend worden gemaakt. 23 Maar ieder op de voor hem bepaalde tijd: Christus als eerste en daarna, wanneer hij komt, zij die hem toebehoren. 24 En dan komt het einde en draagt hij het koningschap over aan God, de Vader, nadat hij alle heerschappij en elke macht en kracht vernietigd heeft. 25 Want hij moet koning zijn totdat ‘God alle vijanden aan zijn voeten heeft gelegd’. 26 De laatste vijand die vernietigd wordt is de dood, 27 want er staat: ‘Hij heeft alles aan zijn voeten gelegd.’ Wanneer er ‘alles’ staat, is dat natuurlijk uitgezonderd degene die alles aan hem onderwerpt. 28 En op het moment dat alles aan hem onderworpen is, zal de Zoon zichzelf onderwerpen aan hem die alles aan hem onderworpen heeft, opdat God over alles en allen zal regeren. 

radioAls ik terugdenk aan de zondagen van mijn jeugd, dan dringt zich het beeld op van mijn vader die naar de radio luistert. Het is tien over één. Uit de keuken komt de geur van vermicellisoep, maar mijn vader laat zich door niets afleiden en luistert ingespannen naar mr. G.B.J. Hilterman, een vooraanstaand journalist, een columnist zouden we hem misschien tegenwoordig noemen, die de ‘toestand in de wereld’ bespreekt.

Dat mijn vader zo gekluisterd zat aan de radio heeft te maken met de inhoud van wat de journalist Hilterman te melden had. Dat was interessant en het kwam ook een beetje overeen met de politieke opvattingen van mijn vader. Het had met het stemgeluid te maken: een beetje voornaam en gezaghebbend, een scherpe, half hese, niet eens mooie maar wel een karakteristieke stem.  Maar hij had deze stem ook leren waarderen en vertrouwen. Want dat gebeurt er als je de stem hoort van iemand die je waardeert en die je vertrouwt: je wordt heel dicht naar hem toegetrokken. Het is een stem die in je doordringt, die je raakt en beweegt.

Jezus spreekt over zijn stem. En daarin komt samen wat geloof is. Een stem heeft een boodschap – en die is er in het geloof. Het evangelie heeft een boodschap, een kern die zich met verstand en woorden beschrijven en omschrijven laat en die je ook tot op zekere hoogte verstandelijk kan uitleggen en verdedigen. Maar tegelijkertijd is geloven zoveel meer. Het is iets waar we niet alleen over praten met elkaar, maar het beweeg ons, raakt ons, emotioneert ons. Behalve dan dat je denkt dat is het goede om te geloven, of dat is het juiste, rechtvaardige en verantwoorde om te doen is het een gegrepen zijn, is het een toevertrouwen aan God en zijn evangelie, het is een je openen voor God en je met lichaam en ziel bij God horen.

Iemand zei tijdens de voorbereiding: ik vind het zo troostrijk dat er een stem is, ook als ik het niet weet. Als ik moe ben. Je hebt niet altijd de kracht en het overzicht om zelfstandig te zijn. Dan is het inderdaad niet meer dan een stem waar je je aan toevertrouwt. Geen blind vertrouwen, maar je weet: het is goed, dat heb ik ondervonden en zo ga ik verder.

Een stem is een trilling van lucht die iets in jou doet trillen. Het geeft aan dat geloof zoveel meer is dan goede dingen doen, zoveel meer dan verstandelijke overwegingen alleen. Als je echt het geloof wil doorgronden, heb je veel meer nodig dan je verstand alleen.

De eerste leerlingen van Jezus beseften dat. De leerlingen van Jezus zijn in de eerste weken na Pasen - en ook jaren en jaren daarna – in de war en  onderste boven geweest zijn van wat ze hadden meegemaakt. Ze probeerden daar mee om te gaan. Ze hebben zich het hoofd gebroken over wat dit hele gebeuren rond Jezus voor betekenis had voor hun eigen leven. Maar vooral ook zullen ze nagedacht hebben over wat er voor hen en de wereld zou gaan komen.

Ik probeer het me voor te stellen hoe dat gegaan is. Ik zie ze aan tafel zitten en daar met elkaar over spreken. Ze zullen met elkaar heel rationeelSymposion Gallen Kalela gediscussieerd hebben, keurig in woord en weerwoord over tafel. Ze zullen met elkaar gebeden hebben, in de bijbel gelezen hebben en ze zullen steeds weer herinneringen aan Jezus hebben opgehaald. Soms zal er iemand zijn opgestaan, die dacht over profetische gaven te beschikken en ze zullen er met argwaan en fascinatie naar geluisterd hebben. Na afloop van die bijeenkomsten gingen de mensen naar huis en alle woorden werkten door in de nacht. Ze werkten door in droomgezichten, in invallen en gedachtenflarden. Tot er een zekerheid zich in hun hoofden vestigden: zo moet het gaan.

Wat Paulus schrijft over de opstanding en over het toekomstige leven is niet een blauwdruk. Het is speculatie. Je kan zeggen: hij verzint het. Het is het gedachtenproces van hem en van de mensen om hem heen en als zodanig hoef je je er niet door te laten plat drukken of te roepen: wat heb ik toch een moeite met de bijbel. Maar tegelijkertijd is het niet alleen maar fantasie. Het is meer.

Het is terugkijken op Pasen. Als het waar is dat Jezus is opgewekt – en het is waar – dan kan dat niet iets op zichzelf blijven. Wij waren altijd dicht bij Jezus, wij werden geraakt door zijn stem en zijn stem begon in ons te trillen en te zingen. Wij waren van hem en hij was van ons. Hij maakte ons bekend met God, zoals we het nog nooit gehoord hadden. Hij bracht ons bij God. Maar als Jezus uit de dood is opgewekt, dan neemt hij ons ook nu mee. Dan zullen ook wij niet aan de dood worden overgelaten, maar dan zal er een moment komen dat ook wij worden opgewekt uit de dood. De stem van de herder blijft in ons. En bij hem zal geen roofdier ons kunnen verslinden, zelfs de grootste rover niet. Dat geldt niet alleen voor ons, maar eigenlijk voor heel de schepping. Heel de schepping zal het juk van de dood van zich afwerpen en vernieuwd worden door God.

Voor Paulus is het ook levenservaring. Hij heeft zelf de ervaring gehad van dood te zijn en herboren te worden en te herleven, toen hij onderweg naar Damascus was en plotseling de stem van Jezus hoorde. Die stem heeft hem bij God gebracht en heeft hem doen herleven. Na die grootse ervaring is het voor hem heel goed denkbaar en ervaarbaar dat een mens opnieuw door God wordt opgewekt. Dat hoort bij de realiteit van zijn leven. Hij ziet hoe Christus zijn mensen meeneemt en hoe Christus de dood verslaat. Christus is niet alleen de overwinnaar in zijn eigen leven, hij is de overwinnaar, de koning van de hele schepping.

Op dat moment dat hij dat prachtige visioen heeft van een wereld en een mensheid die bij God komt en vernieuwd wordt en hij Christus ziet overwinnen houdt Paulus in. Niet om te relativeren, of om te zeggen: eigenlijk twijfel ik er aan, maar hij houdt in omdat hij zich realiseert dat zo’n grootse, machtige overwinning helemaal niet past bij Jezus. Jezus was toch die man op een ezeltje. Jezus was toch de mens die een ander voor liet gaan. Hij was toch de mens die zei tegen God: niet mijn wil, maar uw wil.

Daarom ziet Paulus als de echte overwinning niet een soort troonsbestijging van Jezus, maar de echte overwinning is dat Jezus afstand doet van zijn troon. Want daar is het hele optreden van Jezus op gericht: om ruimte te maken voor God. Macht en overwinning is bij Jezus alleen: ruimte maken voor God. Zo is ons eigen leven noch hier noch straks een overwinningsroes. Ook straks zal het een dienst aan God zijn. Nogmaals: het is allemaal speculatie. Prachtige speculatie, gevoed door terug te kijken op Pasen. Door open te staan voor verschijningen, profetieën en droomgezichten. En daar weer over door te denken.                                                                                                                    

Soms moeten wij zelf herder zijn. Leidend optreden, een richting wijzen. Doe dat dan zoals Christus dat doet: niet met het oog op je eigen koningschap, maar met het oog op God. En je zult merken dat juist dan mensen je zullen vertrouwen en zullen luisteren naar je stem. Als je optreedt als het zoveelste driftige mannetje of vrouwtje dat zichzelf wil laten gelden, dat hebben mensen snel genoeg door. Maar als ze merken: zij doet het niet voor haarzelf, zij doet het voor ons, dan zullen ze het niet alleen met je eens zijn, maar je ook vertrouwen en dan hoeft er niet steeds geredeneerd en gedebatteerd te worden, want de dingen stromen wel vanzelf.

Hoofddorp, 15 april 2013