Speculatie over de opstanding | |
Naar
Preekarchief Naar Homepage Naar Weblog |
Johannes
10: 27-30 Mijn
schapen luisteren naar mijn stem, ik ken ze en zij volgen mij. 28 Ik geef ze eeuwig
leven: ze zullen nooit verloren gaan en niemand zal ze uit mijn hand
roven. 29 Wat
mijn Vader mij gegeven heeft gaat alles te boven, niemand kan het uit de hand van
mijn
Vader roven, 30 en
de Vader en ik zijn één.’
Als
ik terugdenk aan de
zondagen van mijn jeugd, dan dringt zich het beeld op van mijn vader
die naar
de radio luistert. Het is tien over één. Uit de keuken komt de geur van
vermicellisoep, maar mijn vader laat zich door niets afleiden en
luistert
ingespannen naar mr. G.B.J. Hilterman, een vooraanstaand journalist,
een
columnist zouden we hem misschien tegenwoordig noemen, die de ‘toestand
in de
wereld’ bespreekt. Dat
mijn vader zo
gekluisterd zat aan de radio heeft te maken met de inhoud van wat de
journalist
Hilterman te melden had. Dat was interessant en het kwam ook een beetje
overeen
met de politieke opvattingen van mijn vader. Het had met het stemgeluid
te
maken: een beetje voornaam en gezaghebbend, een scherpe, half hese,
niet eens
mooie maar wel een karakteristieke stem.
Maar hij had deze stem ook leren waarderen en
vertrouwen. Want dat
gebeurt er als je de stem hoort van iemand die je waardeert en die je
vertrouwt: je wordt heel dicht naar hem toegetrokken. Het is een stem
die in je
doordringt, die je raakt en beweegt. Jezus
spreekt over zijn
stem. En daarin komt samen wat geloof is. Een stem heeft een boodschap
– en die
is er in het geloof. Het evangelie heeft een boodschap, een kern die
zich met
verstand en woorden beschrijven en omschrijven laat en die je ook tot
op zekere
hoogte verstandelijk kan uitleggen en verdedigen. Maar tegelijkertijd
is
geloven zoveel meer. Het is iets waar we niet alleen over praten met
elkaar,
maar het beweeg ons, raakt ons, emotioneert ons. Behalve dan dat je
denkt dat is
het goede om te geloven, of dat is het juiste, rechtvaardige en
verantwoorde om
te doen is het een gegrepen zijn, is het een toevertrouwen aan God en
zijn
evangelie, het is een je openen voor God en je met lichaam en ziel bij
God
horen. Iemand
zei tijdens de
voorbereiding: ik vind het zo troostrijk dat er een stem is, ook als ik
het
niet weet. Als ik moe ben. Je hebt niet altijd de kracht en het
overzicht om
zelfstandig te zijn. Dan is het inderdaad niet meer dan een stem waar
je je aan
toevertrouwt. Geen blind vertrouwen, maar je weet: het is goed, dat heb
ik
ondervonden en zo ga ik verder. Een stem is een trilling van lucht die iets in jou doet trillen. Het geeft aan dat geloof zoveel meer is dan goede dingen doen, zoveel meer dan verstandelijke overwegingen alleen. Als je echt het geloof wil doorgronden, heb je veel meer nodig dan je verstand alleen. De
eerste leerlingen van Jezus beseften dat. De
leerlingen van Jezus
zijn in de eerste weken na Pasen - en ook jaren en jaren daarna – in de
war
en onderste boven
geweest zijn van wat
ze hadden meegemaakt. Ze probeerden daar mee om te gaan. Ze hebben zich
het
hoofd gebroken over wat dit hele gebeuren rond Jezus voor betekenis had
voor
hun eigen leven. Maar vooral ook zullen ze nagedacht hebben over wat er
voor
hen en de wereld zou gaan komen. Ik
probeer het me voor
te stellen hoe dat gegaan is. Ik zie ze aan tafel zitten en daar met
elkaar
over spreken. Ze zullen met elkaar heel rationeel gediscussieerd
hebben, keurig
in woord en weerwoord over tafel. Ze zullen met elkaar gebeden hebben,
in de bijbel
gelezen hebben en ze zullen steeds weer herinneringen aan Jezus hebben
opgehaald. Soms zal er iemand zijn opgestaan, die dacht over
profetische gaven
te beschikken en ze zullen er met argwaan en fascinatie naar geluisterd
hebben.
Na afloop van die bijeenkomsten gingen de mensen naar huis en alle
woorden
werkten door in de nacht. Ze werkten door in droomgezichten, in
invallen en
gedachtenflarden. Tot er een zekerheid zich in hun hoofden vestigden:
zo moet
het gaan. Wat
Paulus schrijft
over de opstanding en over het toekomstige leven is niet een blauwdruk.
Het is
speculatie. Je kan zeggen: hij verzint het. Het is het gedachtenproces
van hem
en van de mensen om hem heen en als zodanig hoef je je er niet door te
laten
plat drukken of te roepen: wat heb ik toch een moeite met de bijbel.
Maar
tegelijkertijd is het niet alleen maar fantasie. Het is meer. Het
is terugkijken op
Pasen. Als het waar is dat Jezus is opgewekt – en het is waar – dan kan
dat
niet iets op zichzelf blijven. Wij waren altijd dicht bij Jezus, wij
werden
geraakt door zijn stem en zijn stem begon in ons te trillen en te
zingen. Wij
waren van hem en hij was van ons. Hij maakte ons bekend met God, zoals
we het
nog nooit gehoord hadden. Hij bracht ons bij God. Maar als Jezus uit de
dood is
opgewekt, dan neemt hij ons ook nu mee. Dan zullen ook wij niet aan de
dood
worden overgelaten, maar dan zal er een moment komen dat ook wij worden
opgewekt uit de dood. De stem van de herder blijft in ons. En bij hem
zal geen
roofdier ons kunnen verslinden, zelfs de grootste rover niet. Dat geldt
niet
alleen voor ons, maar eigenlijk voor heel de schepping. Heel de
schepping zal
het juk van de dood van zich afwerpen en vernieuwd worden door God. Voor
Paulus is het ook
levenservaring. Hij heeft zelf de ervaring gehad van dood te zijn en
herboren
te worden en te herleven, toen hij onderweg naar Damascus was en
plotseling de
stem van Jezus hoorde. Die stem heeft hem bij God gebracht en heeft hem
doen
herleven. Na die grootse ervaring is het voor hem heel goed denkbaar en
ervaarbaar dat een mens opnieuw door God wordt opgewekt. Dat hoort bij
de
realiteit van zijn leven. Hij ziet hoe Christus zijn mensen meeneemt en
hoe
Christus de dood verslaat. Christus is niet alleen de overwinnaar in
zijn eigen
leven, hij is de overwinnaar, de koning van de hele schepping. Op
dat moment dat hij
dat prachtige visioen heeft van een wereld en een mensheid die bij God
komt en
vernieuwd wordt en hij Christus ziet overwinnen houdt Paulus in. Niet
om te
relativeren, of om te zeggen: eigenlijk twijfel ik er aan, maar hij
houdt in
omdat hij zich realiseert dat zo’n grootse, machtige overwinning
helemaal niet
past bij Jezus. Jezus was toch die man op een ezeltje. Jezus was toch
de mens
die een ander voor liet gaan. Hij was toch de mens die zei tegen God:
niet mijn
wil, maar uw wil. Daarom
ziet Paulus als
de echte overwinning niet een soort troonsbestijging van Jezus, maar de
echte
overwinning is dat Jezus afstand doet van zijn troon. Want daar is het
hele
optreden van Jezus op gericht: om ruimte te maken voor God. Macht en
overwinning is bij Jezus alleen: ruimte maken voor God. Zo is ons eigen
leven
noch hier noch straks een overwinningsroes. Ook straks zal het een
dienst aan
God zijn. Nogmaals: het is allemaal speculatie. Prachtige speculatie,
gevoed
door terug te kijken op Pasen. Door open te staan voor verschijningen,
profetieën en droomgezichten. En daar weer over door te denken. Soms
moeten wij zelf
herder zijn. Leidend optreden, een richting wijzen. Doe dat dan zoals
Christus
dat doet: niet met het oog op je eigen koningschap, maar met het oog op
God. En
je zult merken dat juist dan mensen je zullen vertrouwen en zullen
luisteren
naar je stem. Als je optreedt als het zoveelste driftige mannetje of
vrouwtje
dat zichzelf wil laten gelden, dat hebben mensen snel genoeg door. Maar
als ze
merken: zij doet het niet voor haarzelf, zij doet het voor ons, dan
zullen ze
het niet alleen met je eens zijn, maar je ook vertrouwen en dan hoeft
er niet
steeds geredeneerd en gedebatteerd te worden, want de dingen stromen
wel
vanzelf. |