Wachten, ruimte
Naar
Homepage


Naar Weblog

Naar Archief

Naar Preekarchief

Verlies hakt er veel harder in dan winst. Verlies is een veel schokkender emotie. Dat je eindelijk die fel begeerde baan krijgt geeft je een moment van wow en het geeft voldoening en zelfvertrouwen. Maar een baan verliezen...verliezen verwondt je ego, het verwondt je ziel. Het gooit je uit je evenwicht.

En dan ben je op dat dieptepunt in je leven en je denkt wat komt er nu.  Je denkt: dit kan mijn leven toch niet zijn? Dit kan toch niet lang duren? Dit mag niet waar zijn. Dit is niet wat ze me beloofd hebben. Wat komt er als je op een dieptepunt in je leven bent?

Ik hoop het niet voor u en ik wens u al het goede en herstel en zegen. Maar na het grootste dieptepunt in je leven, komt vaak een nog groter dieptepunt. Na het moment dat je denkt: dit kan niet waar zijn, opent zich een nieuwe afgrond. Gaat het slechter dan je ooit verwacht had of aan zag komen.

Een vrouw vertelt: ik werd ziek. Ernstig, zeer ernstig. Het leek de goede kant op te gaan, ik krabbelde op. En toen kreeg ik het bericht dat er gereorganiseerd werd op mijn werk. Ik was daar niet, ik kon mijn gezicht niet laten zien. Ik viel buiten de boot. Wegbezuinigd. Daar ben je dan: nog ziek, wankele gezondheid, 50 jaar oud. En wat moet ik nu?

Israël lijdt een militaire nederlaag tegen de koning van Babylon en verliest zijn onafhankelijkheid. Vernedering, anderen de baas. ‘We pikken het niet, we nemen ons lot in eigen hand, we komen in opstand’. En dat doen ze. En dan komt de koning van Babylon terug met zijn legers. Hij haalt de schatten uit de tempel en voert de koning en een groot deel van de bevolking in ballingschap. Schandalig roept de nieuwe koning. Buitenlandse overheersing! We pikken het niet. Een nieuwe opstand. En de koning van Babylon komt opnieuw. En nu doet hij doet iets wat niemand zich voor had kunnen stellen. Hij neemt Jeruzalem niet alleen in, hij sloopt het, hij sloopt de. En niet alleen de muren ook, de huizen , de paleizen, hij  verwoest de tempel en nog weer meer mensen voert hij in ballingschap naar het verre Babylon. De muren, veiligheid, de tempel, je vertrouwen, honderden jaren hadden ze er gestaan hadden, zo was je leven, zo zou het verder gaan, maar in een paar weken zijn ze verdwenen Jeruzalem is van de kaart geveegd en God staat het toe.

Wat heeft Israël gedaan in deze situatie van totale nederlaag en reddeloosheid? Israël heeft geklaagd. Ik heb het niet over zeuren. Zeuren gaat over ongemakken, over gelijk willen hebben in conflictjes. Ik heb het over klagen. Klagen is de stem van een ziel die diep van binnen gewond is en het uitbrult van pijn. Een oerkreet van je ziel. Klagen is iets anders dan actie ondernemen, handen uit de mouwen, we nemen ons lot in eigen hand. Nee, klagen is een bekentenis van je machteloosheid. Het enige wat je nog doen kan. ‘Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij treurend en dachten aan Sion’. Heimwee naar hoe het ooit was. Woede om wat er gebeurd is.

Het is niet zomaar een vervloeking van het eigen lot. De klacht is altijd gericht op God. God, hoe heb je dit kunnen toelaten. Wij zijn toch jouw mensen, wij zijn toch jouw planting. Wij zijn het stekje, dat jij met zoveel liefde hebt opgekweekt, wij zijn toch jouw kind, jouw geliefde kind, dat u zelf hebt grootgebracht.

En dan. Voorlopig niets. Tenminste bij de meeste van ons. Niets. Wachten. Niets. En toch je ziel gericht op God.  Je laat het los om grootse plannen te maken. Je laat los om je verdriet te bedekken. Het klagen brengt je op het niveau van je ziel. En dat wezenlijke deel van jezelf richt je op God.

Misschien ga je niet alleen klagen, maar ook bidden.  Je bidt de woorden en je ziel windt zich rond de woorden. Al je gevoel, al je verdriet, alles wat je hebt centreert zich in dit gebed tot God. Je rauwe klacht heeft woorden. Over jezelf, over je leven, over wat er is geweest, over God. En je ontdekt dat je niet alleen bent. Er zijn meer bidders. Er zijn mensen die hun ziel voor God open maken. Die naar woorden zoeken en zich op hem concentreren.

En dan. Dan hoor je een stem. Meestal niet een stem van God. Maar gewoon een stem van iemand naast je. Misschien iemand naast je die uit de bijbel leest. En jouw biddend zoeken, jouw kreet naar God wordt in een perspectief geplaatst, in een verhaal gebracht. Je wordt onderdeel van al die mensen die vanaf Abraham naar God hebben gezocht en geschreeuwd. Je hoort de stem van Jacobus. En Jacobus zegt niets anders dan: wacht. Heb geduld, wacht. En je denkt nog: ‘dat ben ik toch aan het doen, dat heb ik al zo lang gedaan’.

Maar Jacobus doet nog iets anders. Hij neemt je mee. Hij neemt ons mee naar buiten. Wij die wonen in het volgebouwde Hoofddorp, we worden meegenomen naar de wijdheid van het land en van de polder. En met dat je staat in die grote ruimte gebeurt er iets met je ziel. Die gaat op één of andere manier open. Jacobus zegt: kijk naar de boer. Hij zaait en daarna doet hij niets anders dan wachten. De kou van de winter komt en hij wacht. De regen van de lente en hij wacht. En dan, dan schiet het zaad uit de grond. Er komt groen, er komen sprieten, aren, korrels, rijpe grote korrels, oogst.

En je staat daar en het komt binnen. Je ziet de zwarte aarde, met het zaad daaronder en je weet: dat ben ik , dat is mijn ziel, ik wacht op de lente op de zomer. Ik wacht tot er weer bloei zal zijn. En je gaat naar huis en als je thuis in de spiegel kijkt zie je een  mens die verwacht.

En wat is dan het effect van zo’n ziel vol verwachting. Nou dat is grappig, dat is heel klein. Helemaal niet iets fantastisch. Het effect, zegt Jacobus, is dat je ophoudt met te klagen over je buurvrouw of je huisgenoot. Klagen over je lot dat mag. Maar zeuren over je buurvrouw, of over degene die naast je zit in de kerk of over weet ik niet wat, mens, hou toch op!

Gezeur komt er als je niet weet waar je naar toe gaat. Dan ga je ruzie maken met elkaar. Als je niks meer voor je ziet, dan kan je alleen maar naar je situatie hier kijken, dan wil je alleen nog maar houden wat je hebt. Dat is in een huwelijk zo, in een kerk, in een land. Zonder visioen gaat het volk ten onder. Als je niet meer weet waar je naar op weg bent, zet je je hakken in het zand. Je wilt niet meer verder, nergens naar toe. En de oplossing is niet om iemand dan heel hard tegen zijn schenen te schoppen, vooruit. Je bent fout, je moet bewegen. De remedie is om ruimte te zoeken en samen te kijken naar het visioen.

In het boek Openbaring noemt Jezus zichzelf de morgenster. De morgenster, meestal de planeet Venus, krijg je in de tijd voor zonsopgang te zien. Het is nog nacht om je heen, alles is donker, maar je blik gaat omhoog, je blik gaat uit de nacht die je omringt naar de verte van de morgenster die vertelt dat de dag in aantocht is en dat zeer binnenkort het geweldige licht van de dag door zal breken en heel de nacht zal verdrijven. En je kijkt en je voelt de ruimte om je heen. Je kijkt en je weet dat het licht gaat komen. Amen.

Coen Wessel

Hoofddorp 11 december 2016 Derde Advent

Psalm 80 en Jacobus 5:7-10