De toekomst van de pioniersplekken
Naar Homepage

Naar Archief

Op tal van plaatsen  in de Protestantse Kerk wordt geëxperimenteerd met nieuwe vormen van kerk-zijn, soms op een speciale 'pioniersplek'. In het blad 'In de Waagschaal' verscheen een artikelenreeks over het 'pionieren' in de Protestantse Kerk, waarin pioniers vertelden over hun ervaringen. In dit artikel kijk ik terug op deze artikelenreeks en geef ik aan wat de toekomst van het pionieren in de kerk zou moeten zijn.

Ontstaan

Het begin van de missionaire beweging rond pioniersplaatsen ligt voor mij bij de klacht van het Evangelisch Werkverband dat de evangelischen binnen de Protestantse Kerk te weinig hun vleugels konden uitslaan. ‘Geef ons toch een verlopen kerk in een stadswijk en wij maken er een bloeiende gemeente van’ was zo ongeveer hun vraag. Ik kon me welogo pknl iets voorstellen bij die vraag. Hun kerkvernieuwende energie werd in veel gemeentes domweg tegengehouden en sommige gemeentes gingen liever ten onder dan dat ze evangelischer werden. De eerste jaren kregen ze weinig resonans. Dat veranderde toen na de totstandkoming van de Protestantse Kerk (2004) er eindelijk ruimte kwam voor de inhoudelijke problemen van de kerk. Er werd opnieuw nagedacht over missionair kerk-zijn. Dat moest in ieder geval anders dan in het verleden. De naoorlogse apostolaatstheologie was van verschillende kanten bekritiseerd.  Te veel zou de kerk haar eigen boodschap en eigen geheim verbergen in al haar pogingen om missionair en diaconaal aanwezig te zijn.

Ook organisatorisch was er behoefte aan vernieuwing. In de grote steden leefde al langer onvrede met de organisatie van de kerk. De kerk was overal in het land op een zelfde manier georganiseerd in geografische wijkgemeentes. Daar zaten gedachten over ‘volkseenheid’ achter. In de kerk moesten vele verschillende mensen samenkomen. Voor kleine en grotere dorpen was dat een goede organisatievorm. In  een dorp ben je op elkaar aangewezen en de bevolkingssamenstelling was daar lange tijd homogeen. Maar de Nederlandse samenleving werd steeds diverser. Mensen kwamen niet meer samen en als ze dat al deden, dan niet in de kerk. Dat werd het eerst in de steden gevoeld. In de stad is er een veel lossere band met buren en buurtgenoten. Vanuit de grote steden, Amsterdam voorop, kwamen er geluiden dat het anders moest.

Nieuwe vormen

Hans van Ark, die eerder als predikant in Wezep zeer succesvol was op missionair terrein, werd in 2008 aangetrokken als landelijk missionair predikant en samen met Nynke Dijkstra hield hij missionaire rondes langs alle classes. Met een breed samengestelde werkgroep moesten zij het missionaire werk op poten gaan zetten. Het proces om tot pioniersplekken te komen raakte in een stroomversnelling door een onderzoek van Motivaction. Het bleek dat hele delen van de bevolking zich niet aangesproken voelden door de kerk. Alleen ‘traditionelen’ en maatschappijkritische ‘postmaterialisten’ voelen zich thuis in de kerk. Maar de kerk sluit niet aan bij groepen motivacitonals carrièregerichte ‘opwaarts mobielen’ , ‘moderne burgers’, ‘kosmopolieten’  en  ‘postmoderne hedonisten’. Terwijl ook daar velen behoefte hebben aan zin en diepgang. De kerk bestaat uit hechte ‘zware’ gemeenschappen, als in een dorp, terwijl de meeste mensen zich in verschillende ‘lichte’ netwerken bewegen. Ontwikkelingen als de opkomst van de beeldcultuur en van de expressieve en reflectieve mens waren aan de kerk voorbij gegaan. Zouden er daarom geen andere vormen te vinden zijn die wel bij deze doelgroepen aansluiten? Maar hoe realiseer je die? Coen Constandse geeft in zijn artikel over zijn werk als predikant in Bunnik aan hoe moeilijk het is om als gewoon predikant tijd te hebben voor nieuwe vormen.  ‘Werkelijke, kwalitatieve en bij de context betrokken vernieuwing kost veel tijd en energie. Die is er niet voor vrij te maken, anders dan ten koste van het reguliere werk dat voor de continuïteit minstens zo belangrijk is.’ Aparte krachten aantrekken voor het pionierswerk is lastig in een gewone gemeente. Gemeentes zijn al blij als ze de dominee kunnen betalen en niet te veel kerkgebouwen hoeven te sluiten. Waarom dan geld uitgeven aan mensen die niets geven aan de Kerkbalans?

De Nederlandse theologie raakte in deze jaren ook steeds meer betrokken op de Angelsaksische wereld, waar de theologie vroeger alleen naar Duitsland of Frankrijk keek. In Engeland waren er experimenten met ‘kerkgroei’ en ‘liquid church’.  Er werden prachtige verhalen verteld over kerken die rond de tafel in een pub begonnen waren en in enkele jaren tijd uitgegroeid waren tot kerken met honderden mensen. Zou zoiets ook niet in Nederland kunnen?

Pionieren

Zo rond 2010-2011 komen al deze lijnen (evangelicaal-missionaire bevlogenheid, klachten uit de grote steden, onderzoek van Motiv Action) bij elkaar en ontstaat er een breed draagvlak voor een uitbouw van het missionaire werk. Er ontstaat een stemming van ‘laten we maar beginnen met experimenteren en iedereen komt maar met een voorstel’. Aan de ene kant is dat een hele goede en open houding: laat 1000 bloemen bloeien en we zien wel wat werkt. Er zit ook een goede visie op vernieuwing achter. Vernieuwing ontstaat nooit op één plek en uit één concept maar uit verschillende, ogenschijnlijk tegenstrijdige initiatieven die – mits ze goed met elkaar communiceren – tot iets moois leiden. Tegelijkertijd had dat conceptloze het gevaar dat een aantal onuitgesproken ideeën in de uitvoeringspraktijk het beleid zouden gaan bepalen. Was er wel voldoende doordacht wat de echt zwakke plekken van de huidige kerk zijn?

Hoe dan ook, de eerste pioniersplekken gingen van start. Op een aantal plaatsen werden arbeidsplaatsen gecreëerd met een specifiek missionaire taak met financiële en organisatorische steun van de landelijke kerk.

Kracht en zwakte

De kracht van de hele beweging rond pionieren is dat het leidt tot een broodnodige vernieuwing van de bestaande gemeentes. De kerk blijft grosso modo zoals hij is, maar wordt wat meer bij de tijd gebracht. Een goed en geslaagd voorbeeld daarvan is het pionierswerk in de vinex-wijk Getsewoud in Nieuw Vennep. Daar is een evangelisch-angehauchte wijkgemeente van de grond gekomen met een aantal nieuwe vormen, actief gebruik makend van nieuwe media en aantrekkelijk voor jonge gezinnen. Een voorbeeld voor gewone gemeentes. De kracht van de missionaire beweging was ook te zien op het zeer geslaagde Landelijke Missionaire Festival van november 2014, waar op een schitterende manier geprobeerd werd de oogst van het pionieren door te geven aan de hele kerk.

zwarte madonnaMaar worden er met het missionaire werk echt nieuwe groepen bereikt? Mijn indruk is dat de mensen die werkelijk ver durven te gaan en mensen durven opzoeken waar ze zitten, er ook in slagen om nieuwe groepen mensen te bereiken. Tom de Haan in Haarlem sloot met zijn Serious Request-kerkdienst aan bij een bestaande manifestatie en maakte de kerk daar voor een moment een onderdeel van. Berthe van Soest zocht nieuwe spirituelen op en ging verbindingen met hen aan. Zij bereiken mensen die zich niet bij een gemeente zullen aansluiten, maar die wel openstaan voor vormen van christelijke spiritualiteit. Zo creëren ze een tussengebied waardoor de kerk een partner blijft in de cultuur.

De toekomst van de pioniersplekken

Toen de eerste pioniersplekken gingen draaien werd de synode in november 2012 zo enthousiast dat men besloot om te gaan koersen op maar liefst 100 pioniersplekken. Die kant lijkt het nu ook op te gaan.  

Ik heb daar ambivalente gevoelens over. Ik zie het enthousiasme van veel pioniers en ik zie ook de goede impact die pioniersgemeenschappen op de lokale kerken hebben.

Maar als de kerk inzet op heel veel pioniersplekken zullen de meeste pioniersplekken het moeten doen zonder geld en dus zonder veel professionele ondersteuning. Dat zullen gemeenschappen van relatief kleine groepen mensen zijn, meestal niet meer dan 40. Ik betwijfel of ze echt vernieuwend kunnen zijn en of ze het lang kunnen volhouden. Bovendien focus je wel erg op het stichten van nieuwe gemeenschappen. Ik denk dat heel veel mensen in Nederland – en speciaal in de doelgroepen die niet door de kerk bereikt worden - niet zitten te wachten op deelname aan gemeenschappen. De meeste mensen hebben al hun eigen gemeenschapjes en netwerken en zitten niet te wachten op een nieuwe club met verplichtingen. Pionieren zou in de eerste plaats voor ogen moeten hebben: pionieren in de netwerksamenleving. Ik zou pioniers willen hebben die meedoen aan evenementen als Lowlands of Mysteryland. Er is niets tegen een nieuwe groep die samen de bijbel openslaat, maar ik zou zo graag een bible-app ontwikkelen die op persoonlijke en spirituele groei gericht is en die mensen thuis of in de metro kunnen bekijken op hun smartphone.

Nu is bijna elke pioniersplek gebonden aan een plaatselijke gemeente. De pioniersplek wordt deels met plaatselijk geld betaald en dus ook plaatselijk afgerekend op successen. Veel beter lijkt het me om een aantal pioniersplekken landelijk aan te sturen. Dat betekent ook een concentratie van middelen, zodat de pioniers ook echt geld en tijd hebben om wat te doen.

Een heel aantal mensen staat niet onwelwillend tegenover vormen van christelijke spiritualiteit en zingeving en zijn via netwerk-achtige verbanden best wel ergens voor te porren. Daar stop je de afkalving van de kerk niet mee en misschien is dit ook niet wat je ten diepste wil, maar dit is wel de manier om grote groepen te bereiken en de kerk een rol te laten spelen in onze cultuur.

Coen Wessel

Verschenen in : In de Waagschaal, juni 2015