'We need a good Judas' | |
Naar Homepage Naar Weblog Naar Archief |
Onlangs
bekeek ik de film ‘Jesus Christ Superstar’opnieuw. Het was me vanaf de
openingsscene duidelijk waarom de film indertijd zoveel indruk had
gemaakt.
Jezus met zijn leerlingen waren geloofwaardig getransformeerd tot een
groep hippies
aan het einde van de ‘summer of love’. De discipelen zetten energieke
groepsballetten neerzetten. Zo waren ze nog nooit verbeeld. De muziek
had –
overeenkomstig de counterculture van de jaren zestig – een centrale
plaats en
was swingend en opzwepend. Maria Magdalena was onbeschaamd de minnares
van
Jezus geworden. Het
meest opmerkelijk bij het herzien
vond ik de rol van Judas. De musical opent met een grote solo van
Judas. Het
verhaal wordt daardoor min of meer vanuit het perspectief van Judas
verteld.
Als toeschouwer leef je daardoor mee met de zorgen en angsten van
Judas. Zijn
verraad wordt begrijpelijk. Dat is intrigerend. Waarom wil een musical
uit 1971
zich zo diep inleven in Judas? Evangelie
van
Judas In
2006 presenteerde ‘National
Geographic’ met veel tamtam een documentaire over het ‘Evangelie van
Judas’.
Een team van specialisten had voor deze documentaire de eerste
vertaling van
deze gnostieke tekst kunnen maken. Zij concludeerden dat Judas in dit
evangelie
voorgesteld wordt als Jezus’ meest geliefde leerling. Hij had als enige
Jezus
volledig had begrepen. Zijn verraad was een daad van liefde geweest. In
alle
ruis rond de publicatie werd door een enkele journalist zelfs beweerd
dat we nu
het ‘ware verhaal’ over Judas boven tafel hadden. April
DeConick, een specialiste op het
gebied van de gnostiek, vertrouwde de uitleg van het National
Geographic-team
niet en ging zelf vertalen. Zij vond een aantal cruciale vertaalfouten,
die de
Judas uit dit evangelie in een heel ander licht plaatst. Hij is niet
een
geliefde discipel, maar een demon. Toen April DeConick op een
conferentie haar
collega’s met haar bevindingen confronteerde, stond één van hen op en
zei: “Ik
zie niet in waarom Judas niet goed zou kunnen zijn. We need a good
Judas.” Die
uitspraak zette haar aan het denken.
Blijkbaar was er nog iets meer aan de hand dan een aantal vertaalfouten. Wat zit er in onze hedendaagse cultuur dat
media en wetenschap zo graag een positief oordeel over Judas willen?
Waarom
willen zovelen dat positieve beeld zo hartstochtelijk? Om dat te
onderzoeken
bekeek ze een aantal films die in de 20e eeuw over Judas
zijn
gemaakt. Judas
in de film In
eén van de eerste films over het leven van Jezus, ‘From the manger to
the
Cross’ (1912), is Judas nog een traditionele, door geld gedreven
verrader.
Maar
dat verandert na de Tweede Wereldoorlog. ‘King of Kings’ (1961) plaatst
het
leven van Jezus tegen de achtergrond van de Romeinse overheersing, die
als
extreem bloedig wordt voorgesteld. Tot drie keer toe zijn er scenes met
massamoorden door Romeinse soldaten. De Shoah en alle andere gruwelen
van de 20e
eeuw resoneren duidelijk in deze film. Judas is hier een opstandeling
en een
compagnon van rebellenleider Barabbas. Tijdens de intocht van Jezus in
Jeruzalem probeert Barabbas de citadel te overvallen. Dat mislukt en
leidt tot
een bloedbad. Judas is woedend dat Jezus het bloedbad niet verhinderd
heeft.
Hij verraadt hem om Jezus alsnog te dwingen zijn kracht te tonen en een
grote
opstand te ontketenen. Maar als Judas ziet dat Jezus aan het kruis
zelfs
Barabbas vergeeft, ziet hij in dat hij verkeerd gehandeld heeft.
Uiteindelijk
blaast hij op het zelfde moment als Jezus de laatste adem uit. Als
rebel tegen
onderdrukking wordt Judas begin jaren zestig bijna net zo groot als
Jezus. De
verbeelding van Judas in deze film is
beïnvloed door het boek ‘De laatste verzoeking’ van Nikolas
Kazantzakis. In dit
boek – in 1989 verfilmd door Scorsese – is Judas de beste vriend van
Jezus.
Judas wordt onderdeel van een zelotenbeweging en krijgt de opdracht om
Jezus te
vermoorden omdat Jezus met de Romeinen collaboreert: hij timmert houten
kruisen
voor hen. Judas weigert zijn vriend te vermoorden, maar waarschuwt hem
wel.
Uiteindelijk vraagt Jezus aan Judas om hem te verraden, om zo het werk
van God
– de verzoening van God en mens – mogelijk te maken. Hij vertelt Judas
dat hij
naar Gethesemane zal gaan en dat Judas de Romeinse soldaten daar
naartoe moet
leiden. In Gethsemane nemen ze bijna als vrienden afscheid van elkaar. In de
jongste uitvoering van ‘The Passion’ in de Bijlmermeer was een echo van
dit
motief te horen. Na het verraad namen Jezus en Judas afscheid van
elkaar met
een liefdevol duet, een ingenieuze mix van ‘Wie heeft de zon uit je
gezicht
gehaald’ (Herman van Veen) en ‘Ik leef m’n eigen leven’ (André Hazes). Het
aardige van Jesus Christ Superstar is
dat Judas daar niet een rebel is. Hij is juist bang dat de beweging
rond Jezus
tot een opstand leidt. De musical begint als Judas zijn vrees
uitspreekt dat
Jezus zich niet meer beperkt tot goede daden, maar ook zelf gaat
geloven wat de
mensen over hem vertellen: dat hij de zoon van God is. Het maakt Judas
tot een
humanistische held, die niet meegaat in een messianistische verdwazing,
die
Jezus wel de kop moet gaan kosten. De massa volgelingen van Jezus zal
niet in
bedwang te houden zijn en de Romeinen zullen
ingrijpen met een bloedbad tot gevolg. Met een
knipoog naar
Bultmann zingt Judas: ‘If you strip away the myth from the man, you
will see
where we all soon will be’. Als je de mythe van de man aftrekt, zie je
waar dit
toe gaat leiden. Judas is er zelfs van overtuigd dat Jezus zelf zijn
verraad
zou goedkeuren. Judas
is in Jesus Christ Superstar geen verrader maar een rechtse
sociaal-democraat die de humanistische erfenis van Jezus probeert
veilig te
stellen. Het is precies wat een groot publiek na de woelingen van mei
’68 en
Black Power wil horen: niet te veel revolutie, niet te veel
godsdienstigheid,
maar wel meer menselijkheid. De
oorsprong van
zijn daad April
DeConick kon niet goed ontdekken waarom Judas in toenemende mate
gerehabiliteerd werd. Zou de breed
gevoelde noodzaak tot rehabilitatie te maken kunnen hebben met de
schaamte over
de Shoah, vraagt ze zich af. Judas (Juda-Jood) was in theologie en
volksvroomheid vaak opgevoerd als de Jood bij uitstek. Na de Shoah kon
Judas
toch geen verworpene meer blijven. Maar veel bewijs voor die stelling
vond ze
niet. Ik
denk dat bij de gevoelde noodzaak tot
rehabilitatie andere factoren meespelen. In toenemende mate is onze
cultuur op
zoek naar motivaties en redenen. Er moet een achtergrond voor iemands
handelingen zijn. De Evangeliën van Lukas en Johannes geven Judas een
achtergrond. Volgens hen is Satan in hem gevaren. Maar vanaf de
Verlichting
voldoet zo’n achtergrond in een onzichtbare, bovennatuurlijke wereld
niet meer.
De handelingen van mensen krijgen een – al even onzichtbare –
achtergrond in
menselijke geschiedenissen. Marx geeft aan het menselijke bedrijf een
economische achtergrond. Freud zoekt het in onze jeugd en ons
onderbewuste. Wie
Judas in de 20e of 21e eeuw neerzet moet hem dus
een
verklaring voor zijn gedrag geven in zijn psyche, in zijn
maatschappelijke
omstandigheden of waarin dan ook. De verklaring maakt zijn gedrag ook
inzichtelijk en tot op zekere hoogte te verontschuldigen. Maar
er speelt ook een andere reden mee.
Sinds de Romantiek is onze cultuur meer dan ooit gefascineerd door het
kwaad.
De schurk is niet meer de tegenspeler van de held, maar de schurk wordt
de
interessante en fascinerende hoofdfiguur, met wie je als lezer
meeleeft.
Schiller neemt een wrede roverhoofdman tot zijn hoofdfiguur in ‘Die
Räuber’,
treinrover Biggs en Heineken-ontvoerder Holleeder zijn hedendaagse
idolen. De
literatuurwetenschapper Mario Praz
laat de intensieve belangstelling voor de misdadiger beginnen bij de
beschrijving van de duivel in Miltons Paradise Lost. Tot dan toe was de
duivel
altijd een gruwelijk en stinkend monster geweest. Hij was behaard en
behoornd
en er kwam stank en vuur uit zijn mond. Maar Miltons duivel is veel
meer een
gevallen engel. Hij heeft een droeve blik in zijn ogen. Ook hij is een
opstandeling, omdat hij de heerschappij van God niet kan verdragen.
‘Beter om
te heersen in de hel, dan te dienen in de hemel’ is zijn levensmotto.
De duivel
krijgt de trekken van de antieke tragische held. Die wens je een beter
lot toe. Daar
zit een grootse en liefdevolle kant
aan. Sympathie voor de duivel helpt om mensen die zich met het kwaad
hebben
ingelaten liefdevol en vergevingsgezind tegemoet te treden. Maar het
kan ook
leiden tot een vergoelijking van het kwaad. Meer nog: het kan het zicht
ontnemen op het Bijbelse verhaal waar Judas, met al zijn kwaad, door
God in
dienst genomen wordt om zijn Messias te laten sterven. God maakt het
kwade
goed. De
manier waarop Judas in de jongste
aflevering van The Passion getekend werd sprak mij daarom wel aan: er
werden
wel suggesties gedaan om zijn gedrag te verklaren – Jezus geeft de
voorkeur aan
Petrus, deze zwarte Judas voelt zich niet gezien – maar ook niet meer
dan dat.
De uiteindelijke redenen voor het kwaad dat hij deed bleven in het
ongewisse.
Als in een mensenleven. Coen
Wessel |